Nieuwe grijze zielen van Philippe Claudel
„Was hij schuldig? Schuldig omdat hij gehoorzaamde? Of omdat hij niet ongehoorzaam was geweest?” In de verhalenbundel ”Een Duitse fantasie” laat de Franse auteur Philippe Claudel zijn lezers opnieuw nadenken over schuld en verantwoordelijkheid. En laat hij zien dat de meeste mensen goed noch slecht, maar ”grijze zielen” zijn.
Claudel werd met zijn roman ”Grijze zielen” bekend in Nederland – en terecht. Thema’s die hij toen aansneed, komen in zijn latere werken terug. Het zijn filosofische vragen over de menselijke natuur, de (naderende) dood, over waarheid en leugen, over slechtheid en goedheid die zich in talloze grijstinten vertonen.
”Een Duitse fantasie” is een bundeling van vijf verhalen die ogenschijnlijk op zichzelf staan. Een overeenkomst is dat ze spelen in Duitsland na de Tweede Wereldoorlog. Die oorlog is in alle verhalen present. Ook het personage Viktor, dat in vier verhalen terugkomt, vormt een verbindende factor. ”Ein Mann” is de titel van het openingsverhaal, dat ik persoonlijk het sterkst vind. De man (hij krijgt geen naam, zoals dat wel vaker gebeurt bij Claudel) heeft gewerkt in een concentratiekamp. Hij stelde lijsten op. Verifieerde namen. Telde mannen en vrouwen, kinderen, bejaarden. Maakte systeemkaarten. Maar hij deed niet het ‘echte werk’, dat deden Viktor en zijn compagnons.
De man is op de vlucht, ”het grote mechaniek” is in elkaar gestort. Geplaagd door een etterende wond (daar zat zijn tatoeage die hij heeft weggesneden), sleept hij zich voort. Nare herinneringen laten zich niet wegsnijden. Hij ziet Viktor voor zich, die etensresten voor de gevangen neergooit, waarop ze elkaar zo ongeveer afmaken om iets te bemachtigen; of die wacht tot ze zich bij het hek verdringen om de etensresten dan aan zijn eigen voeten te gooien, zodat ze er niet bij kunnen.
Transformator
Terwijl de vluchteling eindeloos verder loopt, constateert hij dat zijn lichaam een automaat wordt. Functioneerde hij niet al als een radertje in een grote machinerie? Plots ziet hij een gebouwtje in de verte. Het geeft hem energie, hij denkt een veilige plek te vinden. Het is een elektrische transformator, de muur voelt heerlijk warm aan en het gebrom verspreidt zich als „dierlijke, geruststellende muziek.”
De transformator verwijst naar ”het grote mechaniek”, het Derde Rijk of vul maar in, naar een systeem dat alles verslindt. Het lijkt aantrekkelijk, veelbelovend: „De man zag niets meer, maar voelde zich heel goed.” Zo was hij ook die oorlogsjaren doorgekomen: verblind en zonder vragen te stellen. Hij voelde zich goed: de nieuwe orde had hem status en respect gegeven. Het ronkende apparaat wordt echter zijn ondergang. Een elektrische schok maakt een eind aan zijn leven. Even lichten bundels sprookjesachtige vonken op, dan keert de duisternis terug.
In het volgende verhaal, ”Sex und Linden”, ligt een bejaarde man op zijn chaise longue in de tuin. Hij zal een andere dood sterven: „Op mijn leeftijd ga je niet in een klap dood. Je bent als een huis waarvan de luiken worden gesloten, waar de meubels een voor een worden weggehaald, waar eerst het gas wordt afgesloten, dan het water en ten slotte het licht.” Hij verkeert in een soort roes, voelt zich „heel goed” en denkt dat hij geen slechte dingen heeft gedaan in zijn leven.
Heftige gebeurtenissen trekken op onderkoelde toon voorbij. De man wentelt zich in die ene herinnering, die de geur van de lindebloesem bij hem wakker maakt. Het gebeurde op een lenteavond. Een symfonie weerklonk in het park van een stad in puin. Hij was vijftien en een vrouw zag in hem haar verloren geliefde Viktor. Ze verleidde hem onder de lindebomen. De bejaarde man op de ligstoel sluit zijn ogen voor alle complexe herinneringen, hangt rond in een zoet droompje, eet de waterige soep die hij at toen hij vijftien was en soest weg.
Slachtoffers
In het derde, nogal platvloerse, verhaal is Viktor de hoofdpersoon. Zijn verzorgster Irma is een stagiaire van zeventien die meestal haar schouders ophaalt als haar iets gevraagd wordt: ze heeft geen idee. Ze is afstotelijk en Viktor is dat ook, „een stokoude, gerimpelde, weerzinwekkende baby.” Het eten voeren is een kwelling en Irma besluit de maaltijd zelf maar op te eten of spoelt die door de wc. Viktor wordt zo met gelijke munt terugbetaald, het eten gaat aan zijn neus voorbij en hij sterft een langzame hongerdood, net als zijn gevangenen destijds.
In het vijfde en laatste verhaal treedt een van de slachtoffers van Viktor naar voren, een klein meisje dat een moordpartij overleefde. Het vierde verhaal ”Gnadentod” valt uit de toon. De term ”genadedood” gebruikte Hitler in een brief die het startschot vormde om geesteszieken uit te roeien. Het verhaal gaat over de begenadigde kunstenaar Franz Marc, een van de slachtoffers van deze operatie.
Echo’s
Claudels proza is heel gecondenseerd, je moet het langzaam tot je nemen, bijna zoals je poëzie leest. Het is rijk aan beelden, verwijzingen en betekenissen. Echo’s klinken binnen de verhalen, tussen de verhalen en tussen zijn andere werken. Je moet dit boek niet losjes lezen, maar ontleden en analyseren. Hierdoor leent het zich in zekere zin meer voor een literatuurcollege dan voor enkele ontspannende uren op de bank.
Boekgegevens
Een Duitse fantasie, Philippe Claudel (vert. Manik Sarkar); uitg. De Bezige Bij; 160 blz.; € 20,99