Scheidslijn tussen goede wijn en slechte wijn niet altijd helder
Nee, niet in elke niet-biologische wijn zit gif, zoals gesuggereerd in een advertentie van Derrick Neleman. Het artikel van Jelle Brandsma (RD 12-1) vraagt nuancering en context.
Laat ik allereerst stellen dat de wijnmarkt voor de consument zeer ondoorzichtig is. Afgezien van het feit dat er verschil is in type en omvang van wijnbedrijf (coöperatie, negotiant of zelfstandige wijnboer) zijn er verschillende filosofieën in de wijnbouw te onderscheiden. Deze zijn al dan niet gecertificeerd, zoals: conventioneel, lutte raisonée (duurzame wijnbouw), biologisch, biodynamisch en vin naturel (natuurwijn).
Omdat de diversiteit in het aanbod van wijn zo groot is, is het voor de consument heel lastig om te bepalen wat goed en wat minder goed is. Dit geldt niet alleen het duurzaamheids- en gezondheidsaspect, maar ook het kwaliteitsaspect. Temeer daar Nederland van origine geen wijncultuur kent en de kennis over wijn onder de consument daarom beperkt is. Dit wordt ook door Neleman geconstateerd.
De stelling van Neleman dat niet-biologische wijnen restanten kunnen bevatten van chemische bestrijdingsmiddelen klinkt voor veel wijnhandelaren wat goedkoop, ongenuanceerd en wellicht zelfs misleidend. Toegegeven, het is inderdaad minder zwart-wit dan Neleman doet vermoeden, maar in de kern heeft Neleman mijns inziens wel degelijk een punt.
Uit de gesprekken die ik heb gevoerd met meerdere wijnboeren in Duitsland, Frankrijk en Italië blijkt dat hun motief om al dan niet biologisch te werken en te certificeren verschillend is. In sommige gebieden kan het bijvoorbeeld lastiger zijn om biologisch te werken dan elders. Dit kan te maken hebben met het (micro)klimaat (mate van luchtvochtigheid) in een regio of zelfs in een wijngaard, de intensiteit van de wijnbouw in een dorp of regio (wel of geen afwisseling met bossen) en met verkaveling (de impact van je buurman).
Wat in elk geval opvalt is dat wijnboeren die streven naar een kwaliteitswijn conventionele wijnbouw op voorhand uitsluiten. Echter, omdat biologische wijnbouw geen garantie is voor kwaliteit –vaak wel een voorwaarde– hechten sommige wijnboeren minder waarde aan het certificaat.
Koper
Als een wijnboer ervoor kiest om chemische bestrijdingsmiddelen te gebruiken, is het heel bepalend in welke mate en op welk moment van het groeiseizoen hij/zij dat doet. Hoe later in het seizoen, des te groter de kans op restanten van chemische middelen in de wijn. Ook is het ene bestrijdingsmiddel meer of minder afbreekbaar. Hierin ontbreekt de nuancering bij Neleman. Er zijn wijnboeren die vroeg in het groeiseizoen in zeer geringe mate chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken en bovendien principes uit de biologische en biodynamische wijnbouw toepassen. De producten van deze boeren mag je mijns inziens niet over één kam scheren met conventionele wijnen. Bovendien zijn er biologische wijnboeren die koper als bestrijdingsmiddel inzetten, terwijl duurzame wijnboeren (lutte raisonée) deze middelen bij voorkeur zo veel mogelijk mijden. Kortom, de grenzen tussen biologisch en niet-biologisch zijn niet altijd duidelijk.
Hygiëne
Wat in het artikel van Brandsma verder ontbreekt is dat een slechte hygiëne in de wijnkelder ook een negatieve impact heeft op de wijn. Allereerst ten aanzien van de kwaliteit, maar in geringe mate ook ten aanzien van de gezondheid. Door slechte bacteriën (schimmels, zoals brettanomyces) kunnen er tijdens het vinificatieproces schadelijke, ongewenste stoffen en aroma’s ontstaan in de wijn, waarvoor met name natuurwijnen kwetsbaar zijn. In dat opzicht is de ophef over de advertentie van Neleman bij de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Wijnhandelaren begrijpelijk.
Anderzijds, als Neleman de plank volledig misslaat, waarom dan zo veel ophef? De ontstane opschudding bewijst misschien wel des te meer dat Neleman een punt heeft. Onmiskenbaar staat vast dat een groot deel van de wijnen die op de markt komen op conventionele wijze wordt gemaakt en dus resten van chemische bestrijdingsmiddelen kan bevatten.
Dat het gebruik van pesticiden en insecticiden schadelijk is voor mens en milieu behoeft geen lang betoog. Menig wijnboer wordt er ziek van en door overmatig gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen worden levende micro-organismen in de wijngaard gedood. Chemische bestrijdingsmiddelen zorgen dus onvermijdelijk voor een verarmde microflora en -fauna.
Opvallend is verder het gebruik van kunstmest, dat zowel chemische stoffen als stikstof bevat, bij conventionele wijnbouw. Niet alleen de wijnplanten krijgen daardoor een (te) heftige boost, ook ongewenste gewassen en schimmels profiteren ervan. Op een later moment moeten dan weer chemische middelen ingezet worden om de groei daarvan af te remmen. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt bovendien dat bij biologische en biodynamische wijnbouw de balans in stikstof veel beter is, evenals de vitaliteit van bodem en wijnstok. Dit is niet alleen beter voor het milieu, maar ook voor de kwaliteit van de wijnen.
Een ander probleem bij conventionele wijnen zijn de overmatige hoeveelheden sulfiet (antioxidant) die tijdens de vinificatie en botteling worden toegevoegd. Sulfieten kunnen zeer vervelende bijwerkingen geven, zoals benauwdheid bij astmatische patiënten. Wie echter gezond en kwalitatief goed druivenmateriaal gebruikt in de wijnkelder, hoeft bij de vinificatie slechts minimaal of helemaal geen sulfiet toe te voegen. Goed vakmanschap in de wijngaard vergt sowieso minder techniek en interventie in de kelder. Een ‘goede’ biologische (natuur)wijn is daarom pure ambacht en in kwaliteit onmogelijk te evenaren door conventionele wijnen.
Rendement
Als chemische bestrijdingsmiddelen zo slecht zijn voor mens en milieu, waarom stappen dan niet meer wijnboeren over naar biologische, biodynamische of op z’n minst duurzame wijnbouw? Wel, dat heeft alles te maken met de industrialisatie van de wijnbouw die in de jaren 70 tot 90 van de vorige eeuw haar intrede deed en nog altijd van invloed is. Vanaf dat moment verschoof de aandacht in de wijnbouw steeds meer naar efficiëntie, mechanisatie en optimaal rendement. Om de rendementen te vergroten en de risico’s op ziekten zo veel mogelijk uit te bannen, werd er in die jaren volop gekozen voor chemische bestrijdingsmiddelen en kunstmest. Wijnboeren die in de jaren 70 tot 90 kozen voor biologische of biodynamische wijnbouw werden niet zelden als terroristen in de wijngaard gezien.
Het streven naar zeer hoge opbrengsten per wijnstok zorgt ervoor dat veel wijnen onrijpe zuren in zich hebben en te weinig suikers. Om die reden worden suikers toegevoegd, maar in het verleden ook de chemische stof glykol, zoals duidelijk werd bij het Oostenrijkse wijnschandaal in 1985. Hoewel lang geleden, toont dit schandaal aan dat er in de wijnbouw veel kan worden gemanipuleerd. Juist bij commerciële wijnen, die nog altijd het grootste marktaandeel bestrijken, gebeurt het nog steeds. Denk daarbij aan gekweekte gisten, houtsnippers en overmatige toevoeging van sulfieten. Zolang een groot deel van de consumenten ervoor kiest om niet meer te willen betalen dan 3,99 euro per fles inclusief btw (21 procent) en accijnzen (0,67 euro per fles van 75 cl), sluit ik niet uit dat de wijnsector ook in de toekomst wijnen blijft produceren met chemische stoffen erin.
De auteur is eigenaar van wijnhandel Artisan Wines.