Zaak-Van Gogh verhit Deense gemoederen
Denemarken behoort tot de landen waar de moord op filmmaker Theo van Gogh een wel heel diepe indruk heeft gemaakt. De discussie over de vraag welke plaats de islam respectievelijk de islamitische inwoners in de democratie toekomt, is na de aanslag hevig opgelaaid en ook nu nog verre van geluwd.
De Deense reactie op de dodelijke aanslag op Van Gogh blijkt zonder meer veel heftiger dan in de overige Scandinavische landen. Moslims doen echter een tegenzet en stappen naar de rechter om een vonnis op tafel te krijgen over de vraag of er grenzen kunnen worden gesteld aan de vrijheid van meningsuiting.
De liberale premier Anders Fogh Rasmussen was er kort na de moord als de kippen bij om te verklaren dat de overheid geen duimbreed zou wijken bij de handhaving van het recht op vrije meningsuiting, een boodschap die duidelijk aan het adres van islamitische fundamentalisten was gericht. Van imams en andere leiders uit Deense moslimkringen werd expliciet en onvoorwaardelijk geëist dat afstand werd genomen van ieder beroep op de koran als het gaat om de rechtspraktijk. Dat lukte niet alle vooraanstaande moslims direct en dat was oorzaak voor nog meer stampij.
Fogh Rasmussens liberale partij Venstre deed er vervolgens een schepje bovenop en kende op 20 november Van Goghs scriptschrijfster Ayaan Hirsi Ali een ereprijs toe, de periodiek uitgeloofde vredesprijs. De anti-islamstemming heeft door een en ander een buitengewoon grimmig karakter gekregen en nog gaat er geen dag voorbij of de grote media ruimen plaats in voor redactionele bijdragen en ingezonden brieven over de zaak-Van Gogh en de implicaties daarvan voor de Deense samenleving.
Inmiddels lijkt er echter na de eerste golf van woede ook ruimte te worden gemaakt voor een zekere bezinning. Het besef breekt door dat het Deense recht -net als het Nederlandse- openlijke godslastering nog steeds verbiedt. Tegen die achtergrond werd in een laat stadium -lang na de impulsieve reactie van de premier- door een hoogleraar rechten de mogelijkheid geopperd dat Van Goghs film ”Submission” wel eens helemaal niet vertoond had mogen worden, althans niet in het openbaar.
De film is echter wel te zien geweest. Hij is door twee verschillende publieke omroeporganisaties op twee verschillende kanalen uitgezonden. Een ervan herhaalde maandagavond nog eens fragmenten van de film in het kader van opnieuw een met discussies gelardeerd documentair programma met de veelzeggende titel ”De zwarte november van Nederland”.
Deze programmering illustreert nog maar eens dat velen in Denemarken de Nederlandse situatie kennelijk vooral zien als een spiegel, met een uitzicht dat niet veel goeds belooft. De angst dat het ooit qua bevolking zo homogeen samengestelde Denemarken in snel tempo onder een verstrekkende invloed van de islam komt te staan, wordt niet onder stoelen of banken gestoken.
De bedoelde bezinning heeft er echter concreet ook toe geleid dat een islamitische religieuze gemeenschap -de Islamitische Geloofsgemeenschap- heeft aangekondigd naar de rechter te zullen stappen om te toetsen of vertoning van de omstreden film in overeenstemming is met de wet.
Merkwaardig genoeg doet de groepering daarbij geen beroep op de bepalingen tegen godslastering, maar op de zogenaamde racismeparagraaf. In deze paragraaf is een verbod geformuleerd op het krenken van personen of groepen op grond van hun geloof, huidskleur of seksuele geaardheid. Woordvoerder Kasem Said Ahmed van de klagende groepering meent namelijk dat juist dat het resultaat is van de film ”Submission”: krenking van -in dit geval- moslims. „We denken dat er een morele grens geldt bij de vrijheid van meningsuiting en daarover willen we een uitspraak van de rechter”, licht Said Ahmed toe.