Prof. dr. Van Sasse van IJsselt: Wees voorzichtig in spreken over uitzonderingspositie kerk
Wees voorzichtig met het spreken over uitzonderingen voor kerken in het publieke domein. Dat krijgt gauw een negatieve klank. „Zorg vooral voor een positief verhaal over religie, zodat de samenleving dat begrijpt.”
Dit zegt prof. dr. Paul van Sasse van IJsselt (51), de nieuwe hoogleraar recht en religie aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). De jurist en filosoof is sinds vorige maand de opvolger van prof. dr. Fokko Oldenhuis, die met emeritaat ging.
De interesse van Van Sasse van IJsselt beweegt zich op het terrein van grondrechten, democratische rechtsstaat, vrijheid van godsdienst, scheiding van kerk en staat en de betekenis van de godsdienst voor de samenleving. „Voor de ene burger is het geloof van grote betekenis, bij de andere roept dit antigeluiden op, wat leidt tot schurende relaties in het recht en confrontaties in de samenleving. De vraag waar voor iemand de grenzen van de vrijheid liggen, is een debat dat oneindig doorgaat. Dat is nodig in een open en steeds veranderende samenleving. Daarvoor heb je voortdurend duiders nodig.”
Is het niet vrij luxe dat de bezinning op kerk, recht en religie aan zoveel academische instellingen plaatsvindt: Groningen, Amsterdam (VU), Kampen, Tilburg en Nijmegen?
„Ja en nee. Het gaat om een relatief klein vakgebied, maar tegelijkertijd speelt er momenteel veel in de samenleving. Daarmee is er ook veel gaande op het snijvlak van recht en religie. Het is dan ook heel mooi dat hier aandacht voor is bij verschillende universiteiten. Wel valt er nog een slag te maken. In Groningen trok het onderwerp in het verleden wel een groter publiek dan aan de Vrije Universiteit, is mijn indruk. Factor daarbij kan zijn geweest dat het vak in Groningen meer toegespitst was op religie in de publieke sfeer, terwijl aan de VU het accent meer lag op het kerkrecht. Maar ook daar is het blikveld aan het verbreden. Dat zie je aan de inhoud en vooral ook aan de benaming van de collegereeks, die nu ”Religie en recht” heet. Verder heet het nauw aan de VU verbonden ”Nederlands Tijdschrift voor Kerk en Recht” inmiddels ”NTKR Tijdschrift voor Recht en Religie”, naast het ”Tijdschrift voor religie, recht en beleid” van redacteuren uit Nijmegen en Leiden.”
U schreef recent in de bundel ”Religie, democratie en samenleving” dat er steeds meer verlegenheid bestaat over de publieke rol van religie én tegelijkertijd over een nieuwe openheid voor religie.
„We zien enerzijds de secularisering, postmodernisering en de fragmentarisering van de samenleving, maar anderzijds ook een lichte kentering en meer behoefte aan cohesie. De spanningen nemen echter niet bepaald af in de samenleving, gezien de huidige polarisatie en radicalisering. Op verzoek van de Tweede Kamer wordt nu zelfs een commissie ingesteld die gaat kijken naar de effecten daarvan voor de democratische rechtsstaat. Mij valt op dat verschillende groepen in de samenleving minder met elkaar in gesprek gaan. Gezien vanuit het gedeelde algemene belang, kan voor de overheid religie een nuttige en belangrijke factor zijn.”
Je hoort vaak: de overheid wordt steeds allergischer voor religie in het publieke domein. Is dat zo in Nederland?
„Die politieke wind waait er wel, wat zich vertaalt in de huidige zetelverdeling in de Tweede Kamer. Maar in de publicatie ”Religie en publieke domein”, een tweeluik van het ministerie van Binnenlandse Zaken en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten uit 2019, geeft de overheid zelf aan dat dit allemaal wat genuanceerder ligt. Er kan en mag meer dan wordt geponeerd in het publieke debat. Je kunt het beginsel van de scheiding van kerk en staat niet kapen om daarmee bepaalde publieke manifestaties van religie te verbieden. Het beginsel heeft een beperkte setting, wat vooral ziet op de institutionele verhoudingen tussen kerk en staat. Religie manifesteert zich in het publieke domein en het is eigenlijk niet meteen aan de overheid om daarvan iets te vinden. Vrijheid ís er –die wordt niet door de overheid gegeven– en is eigen aan mensen en collectieven.”
Heeft de coronatijd de kwestie van vrijheid van godsdienst op scherp gezet?
„Het klassieke thema in coronatijd was de rol en de positie van de gebedshuizen. Maar ook als de coronacrisis voorbij is, blijven er vragen, zoals naar de reikwijdte van godsdienst, het verschil tussen religie, levensbeschouwing en andere overtuigingen. Dat raakt ook de vrijheid van godsdienst, die volgens sommigen ondervangen moet worden door andere grondrechten, zoals de vrijheid van meningsuiting.”
Is Nederland uniek in de uitzonderingspositie van de kerk? Sommigen denken dat het een kwestie van tijd is voordat deze verdwijnt, ook voor bijzondere christelijke scholen.
„Voor het begrip ”uitzondering” ben ik waakzaam. Er is weliswaar sprake van, maar het heeft ook een negatieve bijklank. In de kwestie van Staphorst, waarin tijdens de coronapandemie sprake was een relatief volle kerk, werd die uitzondering heel scherp neergezet. Als de uitzonderingspositie alleen maar een kale verwijzing is naar artikel 6 van de grondwet, dan overtuigt dat niet echt. Je moet ook het positieve verhaal erachter vertellen, al is voor het gezag en de vanzelfsprekendheid van religie en kerken steeds minder plaats. Wat men weet van religie, zijn vaak de schandalen, de incidenten. Het kernverhaal van de kerk mag ook daarbuiten best meer kenbaar zijn. Er is denk ik veel schroom, ook vanwege het besef dat de kerk onder vuur ligt vanwege allerlei schandalen.”
Zullen rechters het steeds drukker krijgen met godsdienstige kwesties?
„Je ziet het ontstaan van een fijnmazige jurisprudentie, die nog lang niet klaar is met het vaststellen van het verschil tussen godsdienst en levensbeschouwing of meningsuiting. Voor rechters worden de afbakening van deze verschillen interessant, zoals recent ten aanzien van debatcentrum De Balie, die zich aanmeldde als een godsdienstig genootschap. Boeiend is dat organisaties vanwege de coronamaatregelen meer nadenken over waar zij voor staan, waar zij uit voortkomen en hoe men zich in de samenleving tot elkaar verhoudt. Denk daarbij ook aan de aanhoudende discussies over islam en integratie. Rechters en overheden zullen deze kwesties, waarin godsdienst een grote rol speelt, steeds meer op hun bord krijgen.”