Rutte: staatsschuld naar 92 procent gaan we niet meemaken
Het oplopen van de staatsschuld naar 92 procent van het bruto binnenlands product „gaan we echt niet meemaken”, zegt premier Mark Rutte. Hij geeft toe dat het nieuwe kabinet iets minder streng is op de overheidsfinanciën, maar dat noemt hij „verdedigbaar”. De berekeningen van het Centraal Planbureau over de ontwikkeling van de schuld tot 2060 zijn volgens de premier gebaseerd op een aantal aannames die niet helemaal kloppen.
Zo wordt ervan uitgegaan dat de investeringen in klimaat en stikstof structureel zijn, terwijl het idee is dat dit geld in een fonds wordt gestopt. Bovendien zijn niet de volle geplande bezuinigingen op de zorg meegenomen, benadrukt de premier.
Op vragen van SGP-voorman Kees van der Staaij naar de zorg van het CPB maar ook de Raad van State over de hoge staatsschuld zegt Rutte: „Die is tot op zekere hoogte ook terecht.” Het kabinet investeert in vermindering van de CO2-uitstoot, maar ook in het onderwijs. Dat soort investeringen „brengen financiële verplichtingen met zich mee”, zegt de premier.
Van der Staaij vraagt zich af of het kabinet wel genoeg financiële buffers achter de hand houdt om een nieuwe crisis aan te gaan. „Er is de komende jaren alle ruimte om een klap à la corona op te vangen”, zegt Rutte ter geruststelling aan de SGP-voorman. Hij benadrukt dat de staatsschuld deze kabinetsperiode onder de Europese norm blijft van 60 procent van het bbp.
Overigens maakte het CPB zich ook zorgen dat het kabinet de gereserveerde miljarden niet uitgegeven krijgt, onder meer door het gebrek aan arbeidskrachten om alle ambitieuze plannen uit te voeren. Die krapte baart ook Rutte wel enige zorgen, geeft hij aan.
Maar het kabinet zet „alle bestaande instrumenten” in om het tekort aan mensen op de arbeidsmarkt „terug te brengen”, zegt Rutte. Hij wijst op initiatieven om werknemers in sectoren met weinig werk aan de slag te krijgen in branches met de grootste tekorten. Ook worden mensen aangemoedigd „meer uren of dagen” te werken en zal het kabinet mensen in de bijstand „actief benaderen” om ze aan het werk te krijgen.