Column Maarten van Nieuw Amerongen: Postliberaal alternatief heeft goud in handen
Begin deze eeuw proclameerden conservatieve denkers dat in Nederland het conservatieve moment was aangebroken.
Volgens deze conservatieven had een al te royale verzorgingsstaat de eigen verantwoordelijkheid van burgers ondermijnd, had politieke correctheid de ogen gesloten voor toenemende criminaliteit en gingen politieke elites morele vraagstukken stelselmatig uit de weg met hun focus op technocratische oplossingen. Sommigen van de conservatieve beweging zijn geradicaliseerd (hebben hun toevlucht gezocht bij populisme en alternatieve feiten), anderen kozen voor een vrijwillige ballingschap, terwijl weer anderen zelf liberaal geworden zijn.
Het lijken vooral de christelijke conservatieven te zijn geweest die trouw bleven aan hun idealen. Het lukt mij niet om dat los te zien van de noties van een gebroken wereld en het menselijk tekort. Een besef dat het hier beneden niet is, voorkomt dat teleurstelling omslaat in rancune, als geconstateerd wordt dat de liberale orde intussen niet ineengestort is, maar zich juist steeds militanter is gaan manifesteren. Andersom geldt dat het oproepen tot tribunalen wijst op geestelijke leegte. Het is niets anders dan een secularisering van het laatste oordeel.
Zoals er twintig jaar geleden van een ”conservatief moment” of zelfs een ”conservatieve revolte” sprake was, zo doet zich nu een vergelijkbare ontwikkeling voor, zij het vooralsnog vooral aan de oppervlakte, en meer prominent aanwezig in de Angelsaksische wereld. „Er waart een nieuw spook door het Westen: het spook van het postliberalisme”, zo begint Patrick Overeem het slothoofdstuk van de door hem en Hans-Martien ten Napel geredigeerde bundel ”Het radicale midden. Verkenningen van het postliberalisme”. Deze uitgave van het Thijmgenootschap beoogt Nederlandse lezers kennis te laten maken met de (relatief jonge) traditie van het postliberalisme.
Postliberalisme –niet te verwarren met antiliberalisme– wil alternatieven aanreiken voor het type liberalisme (progressief, zelfvoldaan en ”woke”) dat in de westerse wereld steeds dominanter wordt. Het voorzetsel ”post” duidt zoiets aan als ”voorbij”: postliberalen constateren dat het progressieve liberalisme steeds meer weerstand oproept. De politiek van zelfbeschikking (”jezelf zijn”, je eigen keuzes maken) wordt door velen als onbevredigend ervaren. Net als conservatieven wijzen postliberalen erop dat het juist de niet-vrijwillige, niet-gekozen aspecten van het leven zijn waar de meeste mensen bewust of onbewust hun identiteit aan ontlenen: familie, geloof, afkomst, sekse, nationaliteit en taal.
Nog nadrukkelijker dan het conservatisme put het postliberalisme echter uit christelijk-sociale bronnen. Seculiere conservatieven hebben weliswaar waarderende woorden over voor georganiseerde vormen van religie (die beschouwen zij als „bezielende verbanden”), maar ze omarmen het geloof als zodanig niet als leidend motief, laat staan als funderend principe.
Een ander verschil is dat er binnen het postliberalisme (vooral in het Verenigd Koninkrijk) meer scepsis bestaat over de verdiensten van de vrije markt, terwijl het politiek-economische neoliberalisme voor veel conservatieven nooit ter discussie stond. De postliberalen van vandaag de dag zijn niet zozeer gekant tegen ”links” gelijkheidsstreven, maar verzetten zich tegen de intolerantie die opgesloten zit in het hedendaagse liberalisme dat zijn geduld verliest met wie niet meegaat in postmoderne opvattingen over gender, identiteit en moraliteit. Daarbij hebben ze een scherp oog voor wat in Amerika aangeduid wordt als ”woke capitalism”: grote bedrijven die een liberale ethiek propageren, maar alleen gericht zijn op kortetermijnwinsten.
Wie in Nederland een geloofwaardig postliberaal alternatief weet te formuleren, zonder te vervallen in extremisme of populisme, heeft goud in handen. Zo’n alternatief begint niet bij speculaties over ”dertig zetels” of ”regeren over rechts”, maar vereist allereerst een grondige cultuurkritiek en een coherente visie op de goede gemeenschap.
De auteur is politicoloog en masterstudent politieke filosofie.