Britse regering volgens rechter in de fout met corona-aankopen
De Britse regering overtrad de wet door sommige leveranciers van medische beschermingsmiddelen voorrang te geven bij inkoopcontracten die wegens de coronapandemie werden opgesteld. Het ministerie voor Volksgezondheid zette een „vip-straat” op voor bedrijven die door hoge functionarissen of parlementsleden werden aangeraden, wat twee bedrijven opdrachten ter waarde van omgerekend 709 miljoen euro opleverde. Een rechtbank in Londen oordeelt nu dat die voorkeursbehandeling onwettig is.
Oppositiepartijen beschuldigden de Conservatieve regering onder leiding van premier Boris Johnson eerder van vriendjespolitiek bij de aanbesteding van mondkapjes en andere beschermingsmiddelen tegen coronabesmettingen. Twee campagnegroepen stapten naar de rechter omdat bepaalde leveranciers een oneerlijk voordeel genoten.
De rechter gaf hun daarin gelijk. De regering is namelijk verplicht alle mogelijke leveranciers gelijk te behandelen. „Er is bewijs dat sommige aanbiedingen een hogere prioriteit kregen, zelfs al was daar geen objectief te rechtvaardigen reden voor”, zo luidt het oordeel.
Het ministerie voor Volksgezondheid bestelde voor meer dan 340 miljoen pond (407 miljoen euro) aan beschermingsmiddelen bij PestFix, een ongediertebestrijder. Daarnaast haalde de investeerder Ayanda Capital een order ter waarde van 252 miljoen (302 miljoen euro) pond binnen.
Ondanks het afkeurende oordeel over de vip-behandeling van bepaalde leveranciers, denkt de rechter niet dat de regering bij andere leveranciers was terechtgekomen als de voorkeursbehandeling niet had bestaan. De twee bedrijven konden simpelweg grote hoeveelheden leveren, wat aan het begin van de pandemie erg belangrijk was. Een woordvoerder van Johnson benadrukte in een reactie dan ook dat er „grote nood” was aan de beschermingsmiddelen.
Eerder beklaagde de National Audit Office, de Britse rekenkamer, zich al over een gebrek aan transparantie bij grote coronagerelateerde aankopen door de regering. Zo was het bij deals met een totale waarde van 18 miljard pond (21,6 miljard euro) onduidelijk waarom bepaalde leveranciers werden gekozen en hoe de schijn van belangenverstrengeling werd tegengegaan.