Tolerantie kan zich ook snel keren tegen christenen
Tolerantie kan in Nederland gevaarlijk worden. Dat is de mening van dr. M. Poorthuis, universitair docent aan de Katholieke Theologische Universiteit Utrecht (KTU). Hij doelt met zijn opmerkingen niet op een tolerantie die gebaseerd is op gedeelde waarden en wederzijds respect. Het gaat hem om de „moderne tolerantie”, die alles goed vindt, ongeacht de inhoud. „Deze tolerantie heeft een keerzijde.”
Dr. Poorthuis maakte zijn opmerkingen gisteren tijdens een toespraak ter gelegenheid van de 37ste dies natalis van de KTU in de Utrechtse Janskerk. Over de keerzijde van de moderne tolerantie merkte hij op: „Het is een lege tolerantie, die begint met alles te tolereren en die eindigt met allerlei oekazes tegen de religie in de samenleving. Deze intolerante tolerantie zien we toenemen. Nu is ze gericht tegen de islam, morgen of vandaag tegen het christendom en het jodendom. Het zou jammer zijn als de christelijke theologie wacht tot ze aan de beurt is.”
Hij constateert dat er sprake is van een gepolariseerd klimaat in Nederland ten aanzien van de islam. Moslims worden zijns inziens speelbal van de media, die bij voorkeur over moslims schrijven zonder met hen in gesprek te gaan. De afwezigheid van christelijke theologen als het erom gaat publieke aanvallen op de islam te pareren, noemt dr. Poorthuis opvallend. Menen de theologen dat ze in een spagaat terechtkomen, omdat ze het recht op godsdienstvrijheid beamen en onderdrukkende aspecten van de islam afwijzen?
Dat is onterecht, want het gaat er, aldus dr. Poorthuis, niet om het in alles met de islam eens te zijn. Democratische rechten maken juist meningsverschillen mogelijk in de publieke arena. „Kerk en theologie zouden de grove „intolerantie van de tolerantie” aan de kaak kunnen stellen en de karikaturale beeldvorming van de religie kunnen corrigeren. Theologen moeten niet wachten tot het christendom aan de beurt is, maar ze moeten nu al een elementaire solidariteit met moslims in Nederland opbrengen.”
Als voorbeelden van onjuiste tolerantie noemt hij het hoofddoekjesverbod in Frankrijk, de ophef die in Nederland ontstaan is over „al te oriëntaalse moskeeën” en de hoogte van de minaretten. De islam heeft het volste recht om de secularisatie met de nodige reserves tegemoet te treden, zegt dr. Poorthuis. Hij noemt in dit verband minister Verdonk, die secularisatie als een verheugende zaak ziet en GroenLinks, die aan de overheid een rol wil toekennen om moslima’s met „drang en dwang” de moderniteit in te trekken. „Het lijkt erop dat alleen diegenen recht hebben op deze uitgedragen culturele vrijheid die zelf instemmen met de waarden van die partijen. Daartoe behoort niet het aanhangen van een religie die meer is dan een innerlijke privé-overtuiging en waaraan maatschappelijke consequenties worden verbonden.”
De spreker hoopt in de islam ook een bondgenoot te vinden in de strijd tegen religieus extremisme, maar hij waarschuwt: „Wij zullen in de islam echter alleen dan een bondgenoot vinden als wij de religieuze en maatschappelijke rechten van de moslims ruimhartig erkennen.” De basis van een dialoog is volgens dr. Poorthuis het elkaar -joden, christenen en moslims- „erkennen als kinderen van Abraham, die de mensheid het geloof in de onzichtbare God heeft gebracht.”
Het thema van de viering van de dies natalis was: ”De islam als uitdaging aan de christelijke theologie”. Dat werd ook uitgewerkt door M. Sini, voorzitter van de Stichting Islam en Burgerschap. Hij zei dat de moslimgemeenschap dankbaar is voor de vele blijken van meeleven van de zijde van christenen, joden en hindoes in de afgelopen moeilijke tijd. Sini pleit ervoor dat joden, christenen en moslims toenadering tot elkaar zoeken, de dialoog met elkaar aangaan en bij bepaalde gelegenheden samen optrekken. Voor het nader tot elkaar komen is zelfoverwinning en het overstijgen van jezelf nodig.
Rabbijn Soetendorp is voor hem een lichtend voorbeeld. „Rabbijn Soetendorp gaf ten tijde van de Eerste Golfoorlog en bij het uitbreken van de oorlog tegen Irak op indrukwekkende wijze uiting aan zijn betrokkenheid door zich te solidariseren met moslims. Als jood wist hij als geen ander dat onderbuikgevoelens zich zouden vertalen in moslimhaat en agressie jegens moslims. Hij las de tekenen des tijds en moet zich hebben gerealiseerd dat moslims tegenwoordig in zekere zin een soortgelijke rol als zondebok vervullen als de joden vroeger.”