Oudste Broeder
Johannes 20:17b
„Ik vaar op tot Mijn Vader en uw Vader, en tot Mijn God en uw God.”
Jezus is de geboren Koning van de Joden in een vleselijke of natuurlijke lichaam, want Hij is het zaad van Abraham en het geslacht van David. Toch staat er geschreven –en het is een eeuwige waarheid– „dat vlees en bloed het Koninkrijk Gods niet beërven kunnen.” Hij is het eeuwige, levendmakende geestelijke zaad van Abraham, in Wie, „alle geslachten van het aardrijk”, die geloven, zullen „gezegend worden.”
Zo is Hij onze oudste Broeder en onze Koning, en wij zijn Zijn broeders en onderdanen. Als zodanig erkent Hij ons. Daarom staat Hij en zegt tot Zijn discipelen: „Ik vaar op tot Mijn Vader en uw Vader, en tot Mijn God en uw God.”
Ons geloof moest eigenlijk deze zaken nooit loslaten, want er is een zeer grote en heerlijke overeenstemming en een onlosmakelijke vereniging tussen Christus en Zijn kinderen. Maar Hij is niet alleen als hun Koning onovertroffen, maar ook als hun oudste Broeder, want Hij is veel groter, machtiger en verhevener dan uitwendige belijders denken of willen erkennen. De reden is dat zij niet veel hebben geloofd van de kracht van die vereniging met Hem, want wij vinden dat, zodra Christus was geboren, de krachten van de hel bewogen werden en het rijk van de duivel onder de mensen terrein verloor. De wereld was immers (eertijds) langdurig overstroomd met leugenachtige godsspraken, misleidingen, huichelarij en toverijen.
Joseph Hart, predikant te Londen
(”Preek over Mattheüs 2:2a, Waar is de geboren Koning van de Joden?”; 1767)