Oudejaarsbelijdenis
Psalm 145:13
„Uw Koninkrijk is een Koninkrijk van alle eeuwen, en Uw heerschappij is in alle geslacht en geslacht.”
Christus is de Koning van de ware Joden in ieder opzicht en in iedere betekenis van het woord. Wat het koninkrijk van de vleselijke of natuurlijke Joden betreft, had Hij zeker recht op de troon, want Hij was uit het huis en geslacht van David, een rechtstreeks Erfgenaam van de kroon van David, gelijk er in Gods Woord gezegd wordt: „God de Heere zal Hem de troon van Zijn vader David geven.”
Hoewel de Heere Jezus Christus in deze zin Koning was, zocht Hij toch nooit aardse koninklijke macht, maar wees Hij die af en verborg Zich als de mensen die aan Hem wensten op te dringen; maar Hij is naar Zijn eigen woorden vooral Koning van de geestelijke Joden, omdat Hij zegt: „Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld. Indien Mijn Koninkrijk van deze wereld was, zo zouden Mijn dienaars gestreden hebben.” Hij zegt: „Mijn Koninkrijk is niet van hier.” Maar het is een geestelijk Koninkrijk van macht en vrede, want Hij is Koning van al de uitverkorenen Gods. Daarom wordt Hij genoemd „Koning van Salem, dat is een koning des vredes.” Hij is het Hoofd van het uitverkoren lichaam en wij zijn Zijn leden. Hij is de regerende Vorst, de Koning en Overste van Zijn gemeente en wij zijn Zijn onderdanen, de Zijne alleen, en in Hem.
Joseph Hart, predikant te Londen
(”Preek over Mattheüs 2:2a, Waar is de geboren Koning van de Joden?”; 1767)