Spreek openlijk over het sterven, in Bijbels licht
We moeten ons rekenschap geven van het einde van het aardse leven, in de geestelijke zin van het bereid zijn om voor de Heere te verschijnen en ook in de praktische zin van het voorbereiden van onze begrafenis. Met elkaar hierover spreken is heilzaam, ervan wegkijken heilloos.
In Nederland hebben we steeds meer moeite om met onze sterfelijkheid om te gaan (RD 9-12). Kort en goed is dat de strekking van het advies ”Stervelingen - Beter samenleven met de dood”, dat de Raad voor Volksgezondheid & Samenleven (RVS) onlangs publiceerde. De raad suggereert bij monde van de voorzitter dat er dan ook meer en andere woorden en rituelen nodig zijn om te voorzien in de verlegenheid die er op dit punt kennelijk bestaat.
Het advies als zodanig en de voorgestelde oplossingen laat ik in dit verband rusten; wel wil ik de analyse als een spiegel erbij nemen en de vraag stellen hoe we in de gereformeerde gezindte met onze sterfelijkheid omgaan. Welke verlegenheid, welke vragen, welke vrees, maar ook welk verlangen en welke vreugde komen we er tegen? We stellen de vraag niet met een bepaalde vrijblijvendheid; we vragen nadrukkelijk naar de weg van het Woord in dezen.
Onder ogen zien
Laten we vooropstellen dat het een huiveringwekkende werkelijkheid is dat wij sterfelijke mensen zijn. Wie zal dit als mens niet met schrik en ontzag bezetten, geschapen als we zijn voor het leven. Dood en bederf deden hun intrede met de zonde; ze waren wezensvreemd aan Gods volkomen scheppingswerk. Veelzeggend ontmaskert Paulus de dood als de laatste vijand die tenietgedaan moet worden. Het geeft dan ook geen pas om met een zekere vanzelfsprekendheid of zelfs onnadenkendheid over het sterven, de dood en het graf te spreken. Iets wat juist in de kerk misschien nog wel eens gebeurt.
Het afschrikwekkende van onze sterfelijkheid leidt er echter gemakkelijk toe dat we die niet of te weinig onder ogen zien. We denken er liever niet over na; we kijken er liever van weg dan dat we deze werkelijkheid tot ons laten doordringen. Dat laatste lijkt mij van veel, zeker ook geestelijk, belang. Niet om, zoals genoemd advies lijkt te suggereren, ons er meer bewust van te zijn dat de dood erbij hoort en die realiteit beter te leren hanteren. Wel om anders, dat wil zeggen op de manier van de Bijbelse vroomheid, in en met ons sterfelijke bestaan te leven. Het geheim daarvan is de eenheid en de gemeenschap met Hem Die het Leven is.
De realiteit van ons aardse leven is immers dat het ligt in de schaduw van de dood. Iets waar het doopformulier treffend uitdrukking aan geeft door te belijden dat ons leven niet anders dan „een gestadige dood” is. Daarom hebben we ons ook een leven lang tot onze sterfelijkheid te verhouden. Gregorius de Grote gaf niet zonder goede reden in zijn pastorale regels ooit de aanwijzing om de pastorale zorg aan zieken te beginnen in hun gezonde dagen. Om tijdig deel te krijgen aan het leven dat niet bederft of sterft.
Hoop die doet opzien
Dan zal de realiteit van onze sterfelijkheid, die op allerlei wijze openbaar komt, ons niet te zeer overweldigen, zoals nu soms wel het geval is als in het leven van deze of gene de sterfelijkheid zich manifesteert. Dat kan in tijden van ziekte zijn, als we om andere redenen van die broze mensen blijken, als de afbraak zich laat gelden of als we werkelijk nabij het einde komen. Je merkt dan een verbijstering op, een desillusie die in het licht van de Schrift bevreemdend voorkomt. Alsof er iets anders in en van dit stervende leven te verwachten zou zijn.
Het roept de vraag op of de hoop, ook van velen in de gereformeerde gezindte, niet veelszins geseculariseerd, verwereldlijkt is. Verwachten we niet wel heel veel van onze tijdelijke wijze van bestaan, de geliefde en vaak herhaalde belijdenis dat het hier beneden niet is ten spijt? Het toekomende leven lijkt veelszins achter de einder van ons comfortabele bestaan te zijn verdwenen.
We kunnen de vraag ook omkeren: leven we niet te weinig uit de werkelijkheid van het eeuwige leven, dat in de eenheid en gemeenschap met Christus al begonnen is? Dat is leven met het inzicht dat wij een sterfelijk mens zijn, maar met het uitzicht dat ons leven met Christus verborgen is in God. Het is een bestaan dat eeuwig is en dat de belofte meedraagt dat ook het lichaam eens tot verheerlijking komt, te weten in de dag van de wederopstanding der doden. Wie zo dit sterfelijke leven leeft –ook als de dag komt dat we de dood in de ogen zien– zal net als Job opzien tot de levende Verlosser, met de meeste verwachting.
Onszelf in de ogen zien
Dat leert ons ook om onszelf als sterfelijke mensen in de ogen te zien. Ik bedoel daar twee dingen mee. Om te beginnen dat we ons rekenschap geven van het einde van het aardse leven, zowel in de geestelijke zin van het bereid zijn om voor de Heere te verschijnen alsook in de praktische zin van het voorbereiden van onze begrafenis. Wat dat laatste aspect betreft, wordt er door mensen veel te veel opengelaten en overgelaten aan nabestaanden.
In de tweede plaats betekent jezelf als sterfelijk mens in de ogen zien dat je niet wegkijkt als de tekenen van het naderende einde zich aandienen, bijvoorbeeld in de vorm van een ernstige ziekte. Dan is ontkenning een heilloze weg, terwijl erkenning, hoe moeilijk ook, wel heilzaam is.
Als we zo leren –en oefenen!– om onszelf in de ogen te zien, kunnen we ook elkaar in de ogen zien. Laat er met andere woorden fijngevoelige openheid zijn over de laatste dingen van dit leven. Er wordt naar mijn besef veel verhullend gesproken. Laat dat met gevoel gebeuren, nooit bot, maar wel eerlijk en kwetsbaar. Waar hebben we het moeilijk mee? En waarom? Welke beslissingen vallen zwaar? Om elkaar daarin te verstaan en te steunen. Menigeen zal de ervaring herkennen dat juist de gesprekken over deze diepe dingen temeer aan elkaar verbinden. Nog zoveel temeer als gesproken mag worden over en vanuit hét leven.
Uitzien
Wat is dat getuigenis ook voornaam: de woorden van het eeuwige leven in een stervende wereld. En dat de wereld stervend is, tekent zich in deze tijd scherp af. Volgens onderzoekers zijn er andere woorden en nieuwe rituelen nodig om de mens te helpen zijn sterfelijkheid beter te hanteren. Vaak blijken dat dan woorden en rituelen te zijn die een diepe verlegenheid met onze sterfelijkheid verraden; ze moeten gedachten en emoties kanaliseren waar mensen anders geen raad mee weten.
Laat in de betekenisloosheid waar veel mensen in dat opzicht aan lijden het sterven van christenen een lichtend baken in zee zijn, vanwege Gods genade in leven én sterven. Dan mag Zijn Woord de bron van woorden zijn waar mensen –sprakeloos in de confrontatie met hun sterfelijkheid– zo om verlegen zijn.
De auteur is predikant van de hersteld hervormde gemeente Putten e. o. en universitair docent praktische theologie aan het Hersteld Hervormd Seminarie. Dit artikel is deel 1 van een tweeluik over sterfelijkheid. Deel 2 verschijnt volgende week.