Familie als veilige haven of vijandig fort
Over familie kan iedereen meepraten. Dus is het een dankbaar gespreksonderwerp, bijvoorbeeld bij de kapper of bij een eerste kennismaking. „Leven je ouders nog?” „Uit wat voor gezin kom je?”
Familie is een onderwerp waar je een leven lang druk mee kunt zijn. De een zou liever meer contact hebben. Een ander gaat wellicht juist gebukt onder de verwachtingen van familieleden die het liefst alles samen doen en weinig ruimte laten. Hoe de relaties met grootouders, ooms en tantes, neven en nichten zijn: daar heb je zelf maar tot op zekere hoogte invloed op. Omgekeerd wordt ieder mens in belangrijke mate gevormd door de familie waar hij of zij bij hoort. Daarom kan het leuk (en verrassend) zijn om als je wat ouder wordt de banden met bijvoorbeeld een wat uit beeld geraakte neef of nicht, of oom of tante, weer aan te halen. Als je met familie over je familie van gedachten wisselt valt er soms vanuit een andere hoek licht op keuzes die het voorgeslacht maakte of op bekoelde verhoudingen.
Het is niet vanzelfsprekend dat dat kan: daarover praten. Familie kan namelijk ook heel ingewikkeld zijn. Voor de een is het een veilige haven, voor een ander een vijandig fort, schrijft Wim Daniëls in zijn nieuwste boek, dat de bloedbanden waar elk mens een leven lang mee verbonden is als thema heeft.
Je zou verwachten dat dat vanwege de herkenbaarheid wel een interessante uitgave op moet leveren, maar dat valt tegen. Dat ligt niet zozeer aan de stijl van Daniëls, maar vooral aan de uitwerking. Het boek is nogal anekdotisch van opzet en gaat eigenlijk nergens de diepte in. Hij benoemt wel dat familiebanden kunnen knellen, maar waarom dat zo is en wat dat met een mens doet: daar gaat hij verder niet op in. Terwijl dat juist interessant is. Wat je als lezer mist, is de emotie. Dat is eigenlijk gelijk aan het begin al zo, als Daniëls vertelt over het gezin waarin hij zelf opgroeide. Zijn ouders hadden zes kinderen; hij is het nakomertje, geboren in 1954. Voor zijn geboorte waren er al twee kinderen overleden, schrijft hij als terloops. Dat moet ook in die tijd blijvende impact hebben gehad op het hele gezin. Maar hij besteedt daar verder weinig woorden aan.
Verbindende schakel
Sowieso gaat de auteur niet diep in op zijn eigen familierelaties. Misschien ook wel begrijpelijk: toen hij geboren werd waren al zijn grootouders al overleden. In veel families zijn de opa’s en de oma’s een belangrijke verbindende schakel. Als zij wegvallen wordt het een stuk lastiger om vorm te geven aan het contact.
De auteur haalt een paar Bijbelse verhalen aan die met familierelaties te maken hebben: de geschiedenis van Kaïn en Abel en de gelijkenis van de verloren zoon. Dat doet hij nogal vrij, als dat het juiste woord is.
Daniëls is een liefhebber van taal en etymologie. Het boek heeft wel wat weg van een kruising tussen een woordenboek en een encyclopedie. Hij legt bijvoorbeeld uit hoe het zit met de aanduidingen zwagers en zwagerinnen en schoonbroers en schoonzusters. Tegenwoordig is het gebruikelijk om voor de combinatie zwager en schoonzus te kiezen. Maar honderd jaar geleden was zwagerin ook een gebruikelijk woord. Hetzelfde geldt voor schoonbroer, al hoor je dat nog weleens. Er bestaan trouwens ook warme en koude zwagers, las ik. Een warme zwager is met de zus van je vrouw getrouwd. Een koude zwager is de broer van je broers vrouw.
Het veelbesproken thema ”gender” komt ook aan bod. Daniëls voert een pleidooi voor meer aandacht voor kinderen die fysiek geen jongen of meisje zijn, en stelt voor hen ”xij” te noemen.
Dat ”schaduwkind” een term is om een overleden kind mee aan te duiden, wist ik niet. Ik kan het in mijn Dikke Van Dale ook niet vinden. Ik ken het woord wel van het gelijknamige boek van P. F. Thomése. Op internet las ik dat de Dikke Van Dale na het verschijnen van dat boek het woord ”weesouder” heeft toegevoegd: als aanduiding voor ouders die een kind verloren, waar voordien nog geen term voor was.
De eerste betekenis van ”schaduwkind” is duidelijk: het overlijden van een kind werpt een schaduw op het gezin. Daniëls geeft er ook nog een tweede betekenis aan: kinderen die dezelfde naam krijgen als een eerder overleden broertje of zusje, en zo als het ware een leven lang in de schaduw van die voorganger moeten leven. Daniëls geeft ook een woord voor het overlijden van een tweeling: degene die blijft leven zou je een halfling kunnen noemen.
Ooms
Overigens ligt de nadruk in dit boek bepaald niet op de zware en lastige aspecten van het verschijnsel familie. Eerder het tegendeel. Om een voorbeeld te noemen: in het hoofdstuk over ooms benoemt de auteur wel even dat er mannen zijn voor wie je als kind op moet passen. Dat zijn echter gelukkig de uitzonderingen. „Maar ik zou de meest ooms tekortdoen als ik zou afsluiten met de gevaarlijke ooms. Want de goede ooms, ze kunnen als een vader voor je zijn en tegelijkertijd als een vriend.”
Boekgegevens
Familie. Een portret, Wim Daniëls; uitg. Alfabet; 256 blz.; € 22,50