”Komt allen tezamen”: zingend aanbidden met een jonge kerstklassieker
Geen Kerst zonder ”Komt allen tezamen”. Dat lied hoort sinds mensenheugenis bij het feest van het Kind in de kribbe. Nou ja, het ligt eraan hoe je ”mensenheugenis” definieert. Want zo oud blijkt deze klassieker nog niet te zijn.
Samen met ”Stille Nacht” behoort ”Komt allen tezamen” toch wel tot de meest bekende kerstliederen. Het zijn gezangen die ook over lands- en taalgrenzen heen herkenning oproepen. Zoals mensen over de hele wereld ”Stille Nacht” of ”Silent Night” mee kunnen neuriën, zo zingen gelovigen in tal van landen hun versie van ”Komt allen tezamen”: in het Engels ”O come, all ye faithful”, in het Duitse taalgebied ”Herbei, o ihr Gläub’gen”, in het Spaans ”Venid, fieles todos”. Heel anders dan bijvoorbeeld ons ”Ere zij God”, dat hier wel geldt als onmisbare afsluiting van onze kerstviering, maar dat elders in de wereld nauwelijks bekendheid geniet.
Een klassieker dus, ”Komt allen tezamen”. Vooral als je ergens tegenkomt dat het lied teruggaat op het Latijnse ”Adeste, fideles”, denk je direct aan de middeleeuwen of zelfs de Vroege Kerk als punt van herkomst.
Ga je zoeken, dan blijkt echter dat het lied in bijvoorbeeld de 16e eeuw nog helemaal niet voorkomt. Zo kent Luther heel andere gezangen om het Kerstevangelie kracht bij te zetten: ”Vom Himmel hoch”, of ”Gelobet seist du, Jesu Christ”. En als er in onze eigen traditie aan het begin van de 17e eeuw naast het psalmboek van Dathenus een liedboek moet komen om de heilsfeiten rechtstreeks te kunnen bezingen, dan staat er in de uiteindelijke bundel ”Hymni” uit 1615 een hele reeks kerstliederen, maar geen ”Komt allen tezamen”.
Zangvogeltjes
Wanneer heeft dit lied dan wel voet aan wal gezet in ons land? En waar komt het vandaan?
Het oudste bundeltje waarin ik het vond, stamt uit de 19e eeuw. Om precies te zijn: uit 1855. Dan verschijnt er in Rotterdam onder de titel ”De Zangvogeltjes” een tweede „verzameling van zangstukjes” voor één tot vijf stemmen. De samenstellers –boekhandelaar W. Wenk en muziekhandelaar W. C. de Vletter– schrijven op de cover dat ze voor hun ”zangstukjes” de Duitse uitgave ”Singvögelein” vrij hebben gevolgd.
Op zoek dus naar dat Duitse bundeltje. Dat is online makkelijk te vinden. ”Singvögelein”, uitgegeven net over de grens in Essen, blijkt een verzameling liederen te zijn, bedoeld voor school, huis en leven. Niet voor de kerk dus, meer voor de kinderen. En ja hoor, in een editie uit 1855 staat achterin het lied ”In der Christnacht”. Met als beginregel: „Herbei, o ihr Gläubigen, fröhlich triumphirend”, op de ons bekende melodie. Vier strofen telt het lied. Over de herkomst geen woord.
De Rotterdamse handelaren hebben dus blijkbaar het Duitse liedboekje geschikt willen maken voor de Nederlandse markt, en zodoende bieden ze na allerlei morgen-, avond-, lente-, herfst- en slaapliedjes (”Ik ga slapen, ik ben moe” staat ertussen!) ook het meerstemmige ”In den kersnacht” aan. „Komt allen tezamen,/ Komt verheugd van harte,/ Bethlehems stal in den geest bezocht”, zo zingt het. Met aan het slot het herhaalde: „O laten wij aanbidden.” Opvallend: de vierde strofe in het Duits, over het vleesgeworden Woord van de eeuwige Vader, wordt niet vertaald. Komt die de handelaren theologisch niet uit?
Ook Wenk en De Vletter noteren geen herkomst van tekst of melodie. De 19e-eeuwse gebruiker van het liedboekje moet dus gedacht hebben dat hij een vertaling van een Duits origineel voor zich had. Uit latere uitgaven van ”De Zangvogeltjes” –een populaire reeks, met veel herdrukken– blijkt overigens dat Wenk zelf als vertaler optrad.
Geliefd
”Komt allen tezamen” moet snel geliefd geworden zijn, want aan het begin van de 20e eeuw duikt het lied in allerlei officiëlere bundels op. De opwekkingsprediker Johannes de Heer neemt het op in zijn ”Zangbundel”, de hoogliturgische Suzanna Maria van Woensel Kooy selecteert het voor haar ”Oude en nieuwe zangen”, en in 1938 staat het ook in de nieuwe hervormde zangbundel. In het laatste geval is wél een vertaling van de vierde strofe toegevoegd: „Het eeuwige Godswoord,/ eeuwig licht des Vaders…”
Intussen is de onduidelijkheid over waar het lied vandaan komt groot. Van Woensel Kooy noemt het een ”Oud-Portugeesch Kerstlied”, de bundel van 1938 verwijst zonder verklaring naar ”Adeste fideles” en anderen noemen 17e-eeuws Frankrijk. Waar komt toch dit lied vandaan?
Inmiddels weten we meer, zij het nog niet alles. Niet Duitsland, maar Engeland en Frankrijk blijken de bronlanden. Sleutelfiguur rond dit lied is de rooms-katholieke Engelse priester John Francis Wade (1711-1786). Die zit halverwege de 18e eeuw in het Noord-Franse Douai, waar hij werkzaam is aan een Engels college en waarschijnlijk verantwoordelijk is voor het vak kerkmuziek. Hij schrijft in ieder geval ook muziek over.
In de papieren van Wade is een handgeschreven versie van het Latijnse lied ”Adeste, fideles” overgeleverd, ergens rond 1740 opgeschreven. Het gaat om een lied –tekst en melodie– van vier coupletten waarin de roep klinkt om naar Bethlehem te snellen om het pasgeboren Kind te aanbidden. Het is onduidelijk of Wade zelf de auteur van het lied is, of dat hij het uit een oudere bron overschrijft. Het lijkt erop dat in ieder geval de melodie teruggaat op een oudere bron.
Portugal
Hoe dan ook, het Latijnse lied komt al snel terecht in allerlei Engelse koorboeken voor de liturgie tijdens de kersttijd, al dan niet in een uitgebreide versie van zeven strofen. Het ”Adeste, fideles” wordt veelvuldig gezongen, onder andere in de kapel van de Portugese ambassade in Londen, waar het in 1795 grote indruk maakt op de hertog van Leeds. Die geeft vervolgens de opdracht voor een arrangement voor koor en orkest, en zo komt het lied ook in de concertzalen terecht. De latere link naar Portugal komt dus uit Londen…
Het lied is in de eerste helft van de 19e eeuw zo populair, dat de melodie ervan terechtkomt in de top 4 van liedjes die de draaiorgels in Engeland rondstrooien. Er verschijnen ook allerlei vertalingen van het Latijnse lied. Rond 1820 neemt iemand het van zijn Engelandreis mee naar Duitsland, waar het door de protestantse theoloog Friedrich Heinrich Ranke wordt vertaald tot ”Herbei, o ihr Gläub’gen”. In Engeland maakt priester Frederick Oakeley in 1841 voor zijn Londense gemeente de vertaling ”O come, all ye faithful”. En in Nederland krijgen we dus rond 1850 de vertaling vanuit het Duits van de hand van de Rotterdamse boekhandelaar W. Wenk.
Aanbidden
Inmiddels is ”Komt allen tezamen” –in allerlei variaties, ook qua aantal coupletten; in het Liedboek uit 2013 is een vijfde toegevoegd– niet meer weg te denken uit ons collectieve liedgeheugen. Iedereen kan het lied, dat opmerkelijk genoeg niet rijmt, meezingen. De krachtige melodie en de tekst vol aansporingen –„Komt, komt, komt!”– willen ons met Kerst maar één kant op hebben: naar Bethlehem. Om te aanbidden, die Koning.