Geestelijk verzorger Martin (39) hield een dagboek bij
Wie in het pastoraat werkt, krijgt er door de hoge besmettingscijfers een flinke schep hooi op de vork bij. Martin Ligthart (39) uit Sliedrecht, geestelijk verzorger en ouderling, weet erover mee te praten. Samen met het Reformatorisch Dagblad hield hij een dagboek bij.
Maandag 6 december
Als ik onze oudste naar school heb gebracht, rijd ik meteen door naar zorginstelling Riederborgh in Ridderkerk. Mijn werkdag begint niet goed. Helaas zit er een bericht van het uitbraakteam in mijn mailbox. Dat betekent slecht nieuws. In een van de elf huiskamers zijn verschillende bewoners positief getest. Deze afdeling zit dus in isolatie. Ik neem me voor om elke dag contact op te nemen met de verpleging in deze huiskamer. De verpleegkundigen weten mij ook te vinden, bijvoorbeeld als er een bewoner terminaal raakt, als iemand het niet meer ziet zitten of als mijn collega’s zelf ondersteuning nodig hebben.
’s Middags loop ik alle etages af. Onderweg kom ik verschillende bewoners tegen. Bij velen merk ik dat het december is. Ze zijn neerslachtiger dan anders. De collega’s die met hun afdeling in isolatie zitten, hebben het zwaar. Sommige bewoners zijn echt heel ziek. Op één huiskamer zijn drie van de acht ouderen overleden.
Dinsdag 7 december
De receptioniste belt. Bij de ingang wachten familieleden van een bewoonster die enkele weken terug overleed. Omdat ik de rouwdienst heb geleid, spreek ik met hen over de begrafenis en de periode dat deze mevrouw in Riederborgh woonde. In de dienst kwam haar trouwtekst terug: „Wat buigt gij u neder, o mijn ziel! En wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven: Hij is de menigvuldige verlossing Mijns aangezichts, en mijn God.”
Met een van de dementerende bewoners bezoek ik de begraafplaats. Hij in een rolstoel, ik erachter. De man heeft weinig familie en voelt zich vaak eenzaam. We lopen naar het graf van zijn vrouw, terwijl hij vertelt hoe erg hij haar mist. Ik weet dat dit hem helpt om zijn verdriet te verwerken. De bewoner is niet kerkelijk. Toch probeer ik hem te wijzen op de enige troost. Hij is dankbaar dat ik met hem meega, maar als het over de enige troost gaat, haalt hij zijn schouders op.
Woensdag 8 december
Onze jongste zoon Marcus –vijf maanden oud– heeft al een paar dagen hoge koorts. Volgens de huisarts is het niet waarschijnlijk dat hij besmet is met corona. Wat maakt hem dan zo ziek? Omdat ik op woensdag altijd vrij ben, ga ik met hem naar het ziekenhuis. Het onderzoek levert echter weinig op.
De andere kinderen, Julius (7) en Maria (bijna 4), mankeren gelukkig niets. Mijn vrouw en ik doen voor de zekerheid een zelftest.
Bij Riederborgh is de regel dat je gezondheidsklachten meteen moet melden bij het uitbraakteam. Je gaat in quarantaine of laat je testen. Dat kan in het testhok, een ruimte achterin de grote zaal op de benedenverdieping. Onze verpleegkundigen nemen soms wel twintig keer per dag een test af.
Natuurlijk houd ik me aan de regels en was ik mijn handen voordat ik ergens naar binnen ga. Maar als je te krampachtig met de maatregelen omgaat, is het onmogelijk om je werk te doen. Afstand houden is lastig als je omgaat met dementerenden. Zij horen je vaak net wat minder goed, zeker als je een mondkapje draagt. En ze pakken je beet. Dus op een psychosomatische afdeling zit je algauw tussen de mensen.
Omdat Marcus ziek is, leg ik deze week geen huisbezoeken af in mijn kerkelijke gemeente, de christelijke gereformeerde kerk Beth-El in Sliedrecht. Wel pak ik ’s avonds de telefoon om een paar gemeenteleden op te bellen. Ik ben benieuwd hoe het met ze gaat.
Donderdag 9 december
Met wat papieren onder mijn arm loop ik een psychogeriatrische afdeling op waar onlangs drie bewoners wegvielen. Hopelijk ontstaat er een gesprekje over advent en Kerst. Ik wijs naar een herinneringsbord met foto’s. „Waarom zijn er zo veel stoelen leeg?” De bewoners weten het niet. „Die zijn zeker nog op hun kamer”, zeggen ze. De herinnering aan hun medemensen is al uitgewist. Aangrijpend.
Vrijdag 10 december
Joery, de kok van Riederborgh, heeft me gevraagd of ik wil helpen met het uitdelen van bitterballen aan personeel en bewoners. Met schalen vol snacks loop ik de afdelingen langs.
Mijn vrouw Joanne bezoekt intussen opnieuw de arts. De koorts bij Marcus wil niet zakken. Hij blijkt een longontsteking te hebben en moet in het ziekenhuis blijven. Die nacht blijft Joanne bij hem. Ik ben thuis bij de andere kinderen.
Maandag 13 december
Ik bezoek wat bewoners. Het klinkt raar, maar voor sommigen was de eerste lockdown een betere tijd dan nu. Er mocht toen geen familie komen en hoe pijnlijk dat voor velen ook was, de bewoners kregen er ook iets voor terug, namelijk rust. Ik denk aan een vrouw die volop tijd kreeg voor geestelijke zaken. Ze las in haar Bijbel, luisterde naar preken. Gesprekken gingen veel meer de diepte in. Op dit moment krijgen de huiskamers nog steeds bezoek over de vloer. Dat geeft de bewoners veel prikkels.
Net als andere activiteiten zijn ook de weeksluitingen in de grote zaal geschrapt. Voor de voorgangers van de kerken in Ridderkerk die gewoonlijk beurtelings de weeksluiting verzorgen, maak ik vandaag een attentie met kerstgroet klaar.
Marcus is zaterdag weer thuisgekomen, daar zijn we allemaal erg dankbaar voor. De medicijnen slaan aan en hij knapt goed op.
Dinsdag 14 december
Sterven is voor iedereen ingrijpend, of iemand nu corona heeft of niet. Toch kan deze ziekte een sterfbed zwaar maken. Als mensen benauwd raken, zijn ze angstiger. Daardoor bemerk je ook meer van de angst om te sterven. Angst die in andere gevallen door morfine of dormicum wordt onderdrukt.
Tachtig procent van de bewoners noemt zich christen. Een groot deel is aangesloten bij een van de kerkelijke gemeenten in Ridderkerk of omgeving. De gemeenten zijn eerstverantwoordelijk voor de pastorale zorg aan hun leden. Zelf wil ik terminale bewoners als het even kan elke dag bezoeken.
Alle mensen rondom een sterfbed hullen zich in beschermende kleding, van de arts tot aan de naaste familieleden. Soms herkennen mensen hun eigen geliefden niet eens. Ik bezocht eens een vrouw die haar eten liet staan. Omdat ik geen spoor van herkenning zag, deed ik mijn mondkapje af. „Herkent u me niet? Ik ben het, Martin!” Toen wilde ze zelfs iets eten. Mooi was dat.
Als ik naar een terminale patiënt ga, print ik een Bijbelgedeelte en een mooie afbeelding uit op papier. Zo voorkom je dat je met een besmette Bijbel de afdeling verlaat en bovendien kun je het gelezen gedeelte bij de zieke achterlaten.
Iemand die pas op zijn sterfbed over de dood nadenkt, is te laat, vind ik. Bij leven moet je al voorbereidingen treffen. Dat probeer je dus te bespreken met de bewoners die nog gezond zijn. Hiervoor gebruik ik vaak een afbeelding van een Bijbels onderwerp, gemaakt door kunstenaar Jan van ’t Hoff.
Op een van onze afdelingen heeft bijna al het vaste personeel corona. Daarom spring ik vandaag bij om te helpen met het middageten.
Woensdag 15 december
Vrij.
Soms assisteer ik bij mijn vorige werkgever, een begrafenisonderneming. Onlangs nog drie keer in één week. Dat komt niet vaak voor, maar het bedrijf liep over van drukte. Een van de begrafenissen verzorgde ik zelf.
Donderdag 16 december
Een blik in de agenda leert me dat ik vandaag de liturgie moet maken voor de kerstdiners. Het is best gezellig om even wat tijd achter het bureau door te brengen. Samen met Shannon, Marjolein en Leni van de activiteitenbegeleiding deel ik een werkkamer. Tussen de middag halen we soep bij Chantal, die in de keuken werkt. Zij zorgt goed voor ons. Als geestelijk verzorger heb je contact met iedereen: bewoners, bestuurders, artsen, teamleiders, psychologen, predikanten, vrijwilligers en mantelzorgers.
Vanmiddag staat er een Bijbelquiz op het programma. Activiteiten die gewoonlijk in de grote zaal plaatshebben, houden we nu kleinschalig. Dat betekent in elf huiskamers vragen stellen over advent en Kerst… Een voordeel van deze aanpak is dat er meer persoonlijk contact ontstaat.
Ik houd de moed erin. In de voorgaande periode was dat anders. Ik voelde me beladen en zwaarmoedig, had sneller pijntjes, onrust ook. Toen ik daarover in gesprek ging met collega’s, ontdekte ik dat het verlies van drie of vier bewoners mij meer deed dan ik soms besefte. Juist ook de verpleegkundigen kunnen het hier moeilijk mee hebben. Zij moeten mensen missen met wie ze een persoonlijke band hadden. Je merkt dat corona iedereen iets doet, of de ziekte nu dichtbij is of ver weg.
Zaterdag 18 december
Ik speel graag een potje zaalvoetbal, maar vandaag gaat dat niet door. Vanwege de avondlockdown vergadert de kerkenraad nu op zaterdagmorgen. Jammer, want sport is in deze tijd een goede uitlaatklep. Erger is het dat er elke zondagmorgen namen worden afgelezen van gemeenteleden die aan corona zijn overleden. Vorige week drie namen. Anderen liggen in ernstige toestand in het ziekenhuis. Rond dankdag moest onze predikant in acht dagen tijd twaalf diensten en bijeenkomsten leiden, waaronder vier rouwdiensten.
Tijdens de vergadering bespreken we een aantal praktische zaken. Hoe doen we het met de huisbezoeken? Zijn er pastorale situaties die aandacht vragen? Beleid maken vraagt wijsheid. Wanneer schaal je op of af? Er is in de gemeente verschil van mening geweest over hoeveel kerkgangers we op zondag toe moesten laten. Een groep bezorgde mensen vond dat de kerkenraad gehoor moest geven aan de oproep van de overheid om zo voorzichtig mogelijk te zijn. Anderen wezen op het welzijn van de gemeente, want achter het beeldscherm nam de betrokkenheid op de kerk af en de eenzaamheid toe.
Persoonlijke kwesties moet je niet zomaar in 22 huiskamers laten klinken. Daarom vergaderen we vandaag fysiek, maar wel op anderhalve meter afstand.