Vlees en bloed
Hebreeën 2:14a
„Overmits dan de kinderen het vlees en bloed deelachtig zijn, zo is Hij ook desgelijks dat deelachtig geworden.”
Als Jezus niet uit het vlees en bloed van Maria geboren was, zou Hij haar vrucht niet zijn. Als wij de eerste mensen, Adam en Eva, bezien: die waren wel aarde, maar geen vrucht van de aarde. Dat was alleen een eigenschap van al hun nakomelingen, die op een natuurlijke wijze uit hen zijn voortgekomen. Zo is het ook met Christus: „gelijkerwijs de kinderen het vlees en het bloed deelachtig worden, zo is Hij ook die deelachtig geworden” (Hebreeën 2:14). Het is waar dat Zijn ontvangenis, in plaats van door een natuurlijke vader, door de kracht van de Heilige Geest geschied is; maar verder heeft Zijn geboorte in alles zijn natuurlijke loop gehad. Ten opzichte van deze ontvangenis wordt Hij daarom met nadruk het zaad „der vrouw” en niet „van de man” genoemd (Genesis 3:15). Wanneer Hij daarna wel het zaad van een man, van Abraham of David, genoemd wordt, dan is dat alleen omdat uit hen de moeder zou voortkomen wier vrucht de Messias zijn zou. Voor het overige heeft Hij in alles de eigenschappen van een waarachtige vrucht van de mens, zoals alle kinderen. Hij was een waarachtig mens, de Mens Christus Jezus. Een Zoon des mensen (Johannes 12:4). Zo was van Hem voorzegd: „Ziet, een maagd zal zwanger worden en een zoon baren”, zoals Jesaja zegt: „Er zal een Rijsje voortkomen uit de afgehouwen tronk van Isaï.”
Abraham Hellenbroek, predikant te Rotterdam
(”De evangelische Jesaja”, 1710)