Van wie wordt het Koninkrijk weggenomen?
Na een lezing over de betekenis van het volk Israël in de Bijbel en in onze tijd kreeg ik een vraag over Mattheüs 21:43. Daar staat dat het Koninkrijk Gods weggenomen wordt en aan een volk wordt gegeven dat zijn vruchten voortbrengt. Achtergrond van de vraag is de gedachte dat het Joodse volk na de kruisiging en de verwerping van Jezus geen deel meer heeft aan het Koninkrijk van God. Maar klopt die uitleg?
De genoemde tekst staat in de gelijkenis van de pachters van een wijngaard. De eigenaar van een stuk grond besluit een wijngaard te planten. Hij kan er niet zelf voor zorgen, want hij vertrekt naar het buitenland. Er zijn echter wel mensen die de wijngaard graag van hem huren. Zij doen het werk, mogen een groot deel van de opbrengst houden, maar moeten natuurlijk ook huur (pacht) betalen. Na verloop van tijd stuurt de heer dienaren om zijn aandeel te ontvangen. Zij krijgen echter niets mee en worden zelfs mishandeld. Een tweede groep dienaren ondergaat hetzelfde lot. Daarop besluit de eigenaar zijn zoon te sturen. Wanneer de pachters de zoon zien, besluiten ze hem te doden. Ze doen dit zodat er geen erfgenaam meer is, en ze hopen de wijngaard zelf te kunnen houden. Na deze gelijkenis stelt Jezus de omstanders de vraag wat er zal gebeuren. De mensen reageren: de eigenaar zal de kwaaddoeners straffen. De wijngaard gaat natuurlijk naar andere huurders, die op tijd de vruchten betalen.
Het is een verhaal uit het dagelijks leven, en toch is het verloop ongewoon. Het is de bedoeling dat de hoorders gaan nadenken over de strekking. Hier is de wijngaard het beeld van Israël (Psalm 80:9; Jesaja 5:1-7). De dienaren zijn Gods profeten en Johannes de Doper. Daarna kwam de zoon. Het is duidelijk dat Jezus het over Zichzelf heeft. Door Hem te sturen, gaat God tot het uiterste. De Zoon werd geboren op aarde, in Bethlehem, maar onderging ook verwerping. Wat moet het de Heiland veel gekost hebben om deze gelijkenis te vertellen! Hij schildert hier Zijn eigen weg. Met een aanhaling uit Psalm 118 over de afgekeurde bouwsteen die een erepositie krijgt voorzegt Hij Zijn vernedering en verhoging.
Daarna volgt de tekst dat het Koninkrijk weggenomen zal worden en naar anderen gaat. In de loop van de geschiedenis is dit vers vaak uitgelegd als: het Koninkrijk gaat van Israël naar een ander volk, naar de kerk uit de volken. Toch lijkt mij die uitleg niet juist.
1. De overpriesters en Farizeeën begrijpen dat de gelijkenis over hen gaat (vers 45). De pachters zijn niet alle Joden, maar de leiders van het volk. Deze leiders hebben Jezus de vraag gesteld naar Zijn bevoegdheid (vers 23).
2. De wijngaard is Israël. De wijngaard wordt niet weggedaan, maar aan andere pachters gegeven.
3. Er loopt een scheidslijn door Israël. Een grote menigte gelooft dat Jezus de Profeet uit Nazareth is (verzen 11 en 46), maar niet allen.
4. De schare houdt Johannes voor een profeet (vers 26). Tollenaren en hoeren gaan het Koninkrijk van God binnen omdat ze Johannes de Doper geloofd hebben, maar de leiders hebben geen berouw gehad en hem niet geloofd (verzen 31-32).
Dus de wijngaard is Israël en die wijngaard gaat naar andere leiders. En zelfs naar een volk, namelijk naar het volk dat vruchten van geloof en bekering voortbrengt. In het verband zullen daar de discipelen mee bedoeld zijn. Zij mogen leidinggeven aan het volk van God, het gelovige Israël, dat vanaf de eerste pinksterdag zeer sterk in aantal toeneemt. In later tijd gaat het Evangelie ook naar de andere volken en die mogen delen in Gods zegen (Efeze 2 en 3). Voor Israël en de volken, en ook voor ons is van het grootste belang te geloven in de Zoon.
De auteur doceert Oude Testament aan de ETF en is eindredacteur Studiebijbel Oude Testament.