De Spruit
Jesaja 11:1
„Want er zal een Rijsje voorkomen uit de afgehouwen tronk van Isaï, en een Scheut uit zijn wortelen zal vrucht voorbrengen.”
Hieronymus en andere kerkvaders stellen dat onder de naam Spruit de Messias moet verstaan worden. Er zijn sommige geleerden die het grondwoord vertalen door ”opgaan” of ”voortkomen”. Nu is het geen ongerijmdheid om de Messias de Opgang te noemen. In Openbaring 2:28 wordt gesproken van de Morgenster, in Maleachi 4:2 van de Zon der gerechtigheid en in Lukas 1:78 van een Opgang uit de hoogte. Wij zien echter niet in dat we al deze vertalingen boven de onze dienen te achten; integendeel. Het grondwoord mag dan al een ”opgaan” en ”voortkomen” inhouden, dit doelt toch meer op het voortkomen van aardgewas, dat groeiend ontstaat. Het komt ons veel passender voor om van een Spruit des Heeren te spreken, dan van het Oosten, of: de opgang des Heeren. En het is ook een veel zoetere overeenkomst de Messias twee namen te geven die aan dezelfde gelijkenis ontleend zijn, namelijk Spruit en Vrucht der aarde. Wij hebben dus reden genoeg om bij onze vertaling te blijven en het grondwoord te vertalen door een Spruit. Zo wordt de Messias niet alleen in deze tekst, maar ook dikwijls genoemd in de goddelijke profetieën, wat ons nog te meer aanleiding geeft om door deze Spruit niemand anders dan de Messias te verstaan. Hij wordt in Jesaja 11:1 „een Rijsje uit de afgehouwen tronk van Isaï” genoemd, „een Scheut Die uit zijn wortelen voortkomen zal.”
Abraham Hellenbroek, predikant te Rotterdam
(”De evangelische Jesaja”, 1710)