Escalatie van debatten valt niet makkelijk te stoppen
Politieke waarnemers voorspelden het al na de laatste Kamerverkiezingen. Een parlement dat bevolkt wordt door zoveel kleine fracties? En door zulke krachtige persoonlijkheden als Simons (Bij1) en Van der Plas (BBB)? En door zulke ver uit elkaar staande flanken, zoals enerzijds FVD en PVV en anderzijds D66 en Volt? Dat zou binnen de kortste keren leiden tot escalatie.
Die vrees was, weten we nu, terecht. En het zijn precies de toen genoemde partijen die regelmatig voor hommeles zorgen. Heftig ging het er enkele weken terug aan toe toen FVD’er Van Houwelingen orakelde over komende „tribunalen” en zijn opponent, D66-Kamerlid Sjoerdsma, dat opvatte als een persoonlijk „dreigement.”
Afgelopen maandag sloeg de vlam opnieuw in de pan. In een commissievergadering over emancipatie botste voorzitter Tellegen (VVD) ongebruikelijk hard met Simons. Terwijl Van der Plas een interruptie beantwoordde van PvdA’er Haptamu de Hoop over diens opmerking dat hij het storend vindt als politici in plaats van over witte mensen over blanke mensen praten, brak Simons in met een zogeheten punt van orde. PVV-Kamerlid Beertema probeerde haar, niet hoorbaar via de microfoons, „te intimideren”, aldus Simons, waardoor zij zich in deze vergadering „niet meer veilig” voelde.
Tellegen wilde eerst Van der Plas laten uit spreken en bekritiseerde Simons omdat zij maar blééf doorpraten zonder het woord te hebben gekregen. De wanorde in de vergadering nam met de minuut toe, wat een woedende Tellegen tot de uitval bracht „dat het hier wel een kleuterklas lijkt”, en dat het „echt een schande” was dat de Kamer „zich van deze kant aan het publiek liet zien.” Bij1 diende vervolgens bij het presidium van de Kamer een klacht tegen haar in wegens „onbeschaafd voorzitterschap”, een klacht die door Kamervoorzitter Bergkamp inmiddels in nette bewoordingen is afgewezen.
Tjonge jonge, wat een toestand. Maar wat gebéúrt hier nu eigenlijk in onze Tweede Kamer, nota bene één van onze Hoge Colleges van Staat? Goed beschouwd zien we hier het resultaat van tenminste drie ontwikkelingen die anno 2021 in ons parlement samen komen.
In de eerste plaats is dat de maatschappelijke en politieke polarisatie en het steeds meer uiteenvallen van het politieke krachtenveld in groepjes en subgroepjes, waarvan de vertegenwoordigers een continue strijd leveren om (media-)aandacht. In de tweede plaats is daar de steeds verder veldwinnende identiteitspolitiek, waarbij volksvertegenwoordigers het politieke ambacht almaar persoonlijker invullen en zich ook steeds kwetsingsgevoeliger opstellen. In de derde plaats vindt de gezagscrisis in onze maatschappij –die maakt dat agenten, brandweerlieden, conducteurs en zorgpersoneel steeds vaker gewelddadig bejegend worden– zijn evenbeeld in het parlement. Ook daar is het gezag van een voorzitter steeds minder het uitgangspunt van denken en doen.
Zoals bekend gaat Bergkamp met alle partijen in gesprek over de steeds ruwer wordende parlementaire omgangsvormen. Dat gesprek valt natuurlijk alleen maar toe te juichen. Maar als het klopt dat we hier ten diepste te maken hebben met een giftige cocktail van minstens drie langetermijnontwikkelingen in onze cultuur, zullen één of enkele gesprekken, helaas, niet zomaar uitkomst bieden.