Meditatie: Als een vruchtbare boom of als kaf?
De dichter neemt ons mee naar de wereld van de landbouw. Daar laat hij ons twee beelden zien. Beelden die voor de Israëliet bekend waren.
Aan de ene kant het beeld van een boom. Hij groeit niet in het wild, maar is door de landman geplant. De boom staat misschien in droge grond. Maar toch, hij oogt groen en fris en aan zijn takken groeien veel vruchten. Wat is zijn geheim? Hij staat geplant bij een beek. Uit die beek haalt hij zijn voedsel. Zo draagt hij vrucht. Ondanks de droogte. Aan de andere kant spreekt de dichter over kaf. We zien in gedachten hoe een boer ruwe tarwe met een zeef de lucht in gooit. De wind trekt aan en neemt het kaf mee op zijn vleugels. Je ziet het kaf niet meer terug.
Onderwijs
Wat bedoelt de dichter met deze beelden? Wat wil hij ons duidelijk maken? De boom is eigenlijk een boom van een man. Een man die de Heere vreest. We mogen ook zeggen: een mens die de Heere vreest. Hij vindt vreugde in de wet –dat is het onderwijs– van de Heere. Daar kan hij niet zonder. Het is zijn lust en zijn leven!
En dan dat andere beeld. Het beeld van het kaf. Het kaf is het beeld van iemand die wandelt in de raad van de goddelozen, die staat op de weg van de zondaars en die zit op de stoel van de spotter, zo zegt de psalm. Wandelen, dan ben je nog in beweging. Staan, dan kom je niet meer vooruit. En zitten, dat betekent dat je ergens in berust. Het is de weg van de goddeloze. Het is de weg van de zonde. En het gaat op die weg van kwaad tot erger: wandelen, staan en zitten. Uiteindelijk zal deze weg uitlopen op het eeuwig verderf (vers 6).
Waar lijken wij op? Lijken wij op de boom? Dan kunnen we niet zonder het levende Water. Dan kunnen we niet zonder de Heere Jezus. Dan kan het wel zijn dat we in droge grond staan. Want laten we eerlijk zijn, de periode waarin we leven kan zorgen voor een geestelijke droogte. Opnieuw zijn er maatregelen afgekondigd en velen van ons kunnen niet zonder beperking naar de kerk. Het kan voelen als een oosterse droogte. Maar als u te midden van deze droogte toch mag drinken van het levende Water, dan mag u toch vrucht dragen. Daar zorgt de grote Landman Zelf voor.
Zijn eer
Maar het kan ook anders. Dat we in deze periode –waarin het juist aankomt op volharding– het beeld vertonen van kaf. Dat we niet of nauwelijks belang hebben bij het levende Water. Dat we onze kerkgang nalaten en slap worden in het dienen van de Heere. Als dat ons geldt, dan roept de Heere ons nog toe: „die dorst heeft kome; en die wil, neme het water des levens om niet.”
Met wat voor doel? Dat u vrucht draagt. Maar nog meer: dat de Vader aan Zijn eer komt.
Jezus zegt: „Hierin is Mijn Vader verheerlijkt, dat gij veel vrucht draagt.”