Heerlijke beloften
Jesaja 4:2
„Te dien dage zal des Heeren Spruit zijn tot sieraad en tot heerlijkheid, en de Vrucht der aarde tot voortreffelijkheid en tot versiering voor degenen, die het ontkomen zullen in Israël.”
In deze nieuwe evangelische profetie komen twee belangrijke hoofdzaken naar voren: een belofte van de Messias en van de voortreffelijke weldaden, die in de Messias worden gevonden (vers 3-6).
Deze weldaden zijn tweeërlei: een belofte van reinigmaking en heiligmaking voor de uitverkorenen (vers 3, 4) en een belofte van genadige bescherming voor Zijn volk (vers 5, 6).
De eerste hoofdgedachte, namelijk de belofte van de Messias, wordt allereerst genoemd de tijd van deze belofte: „te dien dage.” De Messias Zelf wordt voorgesteld onder twee benamingen: „des Heeren Spruit, en „de Vrucht der aarde.”
Vervolgens lezen we wat van Hem gezegd en beloofd wordt: Hij zal zijn „tot sierlijkheid en heerlijkheid, tot voortreffelijkheid en tot versiering.” Er staat ook voor wie dit is bestemd en tot wiens voordeel: degenen die „het ontkomen zullen in Israël.”
Alle zaken die onder de zon geschieden, hebben hun tijd; dit is de reden dat Jesaja aan de volvoering van deze beloften ook een tijd toekent: het zal geschieden „te dien dage.” Van een dag weten wij, dat die soms betekent een dag, die door de zon verlicht wordt, namelijk van de morgen tot de avond. Daarvan zegt Mozes (Genesis 1:5): „God noemde het licht dag.” Soms wordt er ook onder verstaan een dag van 24 uren, dat wil zeggen een dag en een nacht: „Toen was het avond geweest en het was morgen geweest, de eerste dag.”
Abraham Hellenbroek, predikant te Rotterdam
(”De evangelische Jesaja”, 1710)