De Weg
Wij zullen hier niet spreken over het geloof in het algemeen, maar over de bijzondere werkzaamheid in het volk van God. Te geloven is: de Heere in het oog houden en op Hem zien. In Jesaja zegt de Heere: „Wendt u naar Mij toe en wordt behouden!”Wanneer Gods kinderen in moeilijkheden komen, wanneer zij zinken in grondeloze wateren waar zij niet kunnen staan, wanneer zij met Jona zijn neergedaald tot de gronden der bergen en de grendelen van de aarde om hen heen zijn, ondervinden ze dat ze ergens naar hulp moeten omzien. Zij zijn immers niet in staat zich boven water te houden. Het ongeloof biedt hun bergen aan. Nader bezien, brengt het hun echter niet in een betere toestand maar in een ergere. Ze moeten daarom eindelijk belijden: „Waarlijk, tevergeefs verwacht men het van de heuvelen en de menigte der bergen.” Dat de ziel dan op de Heere mag zien, als op de Enige bij Wie heil te vinden is: „Waarlijk, in de HEERE, onze God, is Israëls heil!” (Jeremia 3:23).
Ja, te geloven is God in Christus zien. De Heere zegt in Johannes 4:6: „Niemand komt tot de Vader dan door Mij.” Zoals Christus de weg is tot de Vader met betrekking tot onze rechtvaardigmaking, zo is Hij ook de weg in alle bijzondere ongelegenheden. Wij moeten dus op Hem zien.
Thomas Halyburton, professor te St. Andrews ((De zondaar verheugd in Gods heiligdom, 1763)