Schijnhuwelijk wordt weinig opgespoord
Gemeenteambtenaren en vreemdelingendiensten sporen zelden een schijnhuwelijk op. In slechts 2 procent van de onderzochte gevallen wordt een voorgenomen huwelijk voorkomen of een inschrijving van een in het buitenland gesloten huwelijk geweigerd, omdat er sprake is van een schijnhuwelijk.
Dat staat in het onderzoeksrapport over de Wet Voorkoming Schijnhuwelijken (WVS), die in 1994 is ingegaan en al enkele keren is aangepast. Minister Verdonk (Vreemdelingenzaken en Integratie) heeft het rapport dinsdag naar de Tweede Kamer gestuurd.
De opzet van een schijnhuwelijk (of een geregistreerd schijnpartnerschap) is om een vreemdeling een verblijfstitel te laten verkrijgen in Nederland. Om dit te voorkomen, moeten vreemdelingendiensten, ambtenaren van de burgerlijke stand en van de gemeentelijke basisadministratie nagaan of er oneigenlijke redenen zijn voor de verbintenis. Een schijnhuwelijk aangaan is een misdrijf, waarvoor beide partners vervolgd kunnen worden.
Veel ambtenaren ervaren het onderzoek als een papieren tijger, aldus het rapport. Bovendien blijft het rendement van 2 procent voor hen onzichtbaar. De onderzoekers doen aanbevelingen om de procedures te verbeteren.
Verdonk wil echter geen grote wijzigingen. Bovendien bieden het huidige vreemdelingenrecht en strafrecht genoeg mogelijkheden om schijnhuwelijken aan te pakken. Betrokkenen kunnen een celstraf of een boete krijgen en ook hun verblijfstitel kwijtraken. De bewindsvrouw wil evenmin dat mensen pas na vijf in plaats van drie jaar huwelijk recht op een zelfstandig verblijf krijgen. Die verlenging kan in internationaal verband problemen opleveren en bovendien heeft het volgens haar geen effect op het aangaan van schijnhuwelijken.