Op de bres voor de vergeten vrouw uit de museumgeschiedenis
Veel bijdragen van vrouwelijke conservatoren en kunsthistorici, verzamelaarsters en kunstbemiddelaarsters aan de kunstwereld en de museale collecties zijn amper bekend. Daar moet verandering in komen, vinden RKD-Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis en de Universiteit van Amsterdam. Samen met het Rijksmuseum en het Stedelijk Museum in Amsterdam gaan ze onderzoek doen. Ze hopen dat het op den duur leidt tot bijvoorbeeld een lexicon van de vrouwen en hun prestaties.
Er zijn nog maar een paar vrouwen uit het verleden bekend die een belangrijk stempel drukten op het verzamelen, bijvoorbeeld Helene Kröller-Müller en Sientje Mesdag-van Houten. In een speciaal project, De andere helft. Het aandeel van vrouwen in de Nederlandse kunstwereld, gaan wetenschappers de rol van vrouwen in de kunstwereld en specifiek in museale collecties in Nederland in de periode 1780-1980 onderzoeken. Circa twintig musea door heel Nederland zullen later in het onderzoek aansluiten om nieuwe namen en verhalen aan het licht te brengen van vrouwen die hun steentje bijdroegen.
Kunsthistorica Rachel Esner van de Universiteit van Amsterdam legt op de site van deze instelling al uit hoe het komt dat die bijdragen praktisch vergeten zijn. Tot medio vorige eeuw werden de financiële transacties van vrouwen vaak onder de naam van hun man genoteerd. „Bovendien werkten getrouwde vrouwen in die tijd alleen als het financieel niet anders kon. Als ze in een museum werkten, deden ze dat als vrijwilliger, ook al deden ze eigenlijk het werk van een conservator - catalogi schrijven, verzamelingen bijeenbrengen.”
Esner vindt het tijd om de „Nederlandse museumgeschiedenis te herschrijven.”