Eeuwig leven
Psalm 118:17
„Ik zal niet sterven, maar leven; en ik zal de werken des Heeren vertellen.”
Zo hebben alle heiligen dit vers gezongen en zo moeten zij het geheel tot aan het einde zingen. Dat zien wij in het bijzonder aan de beminde martelaren: zij sterven voor het oog van de wereld en toch spreekt hun hart met vast geloof: „Nochtans zal ik niet sterven, maar leven.”
En hier moeten wij het nu als een regel leren, dat waar in het Psalmboek en in de Schrift de heiligen aldus met God over troost en hulp in hun noden handelen, daar zeker van het eeuwige leven en de opstanding van de doden gehandeld wordt, en dat zulke teksten alle tot het artikel van de opstanding en het eeuwige leven behoren. Ja, tot het gehele derde artikel van het geloof, namelijk dat van de Heilige Geest, van de heilige christenheid, van de vergeving van de zonden, van de opstanding, van het eeuwige leven.
En alles vloeit voort uit het eerste gebod, waar God spreekt: „Ik ben uw God.” Dit woord geeft het derde artikel van het geloof in een grootse vorm. Want aangezien ze klagen dat ze in dit leven sterven en nood lijden en ze toch getroost zijn met een ander dan dit leven, namelijk met God Zelf, Die boven en buiten dit leven is, daar is het niet mogelijk dat ze geheel en al zouden sterven en niet eeuwig leven!
Maarten Luther, hoogleraar in Wittenberg
(”Psalm 118 verklaard”, 1530)