Vertrouwen en wantrouwen overheid tappen uit zelfde vaatje
Te veel vertrouwen in de regering leidt in het uiterste geval tot een dictatuur, te weinig vertrouwen tot anarchie. De Bijbel wijst ons een ander spoor: vertrouwen op God.
Sinds de toeslagenaffaire en de coronacrisis ligt de vraag op tafel: kun je de overheid nog wel vertrouwen? „Nee, steeds minder”, is bijna het unanieme antwoord. Zelfs onder (reformatorische) christenen wordt het wantrouwen gevoed. Ook in de rubriek Toegespitst (RD 2-10) wordt begrip getoond voor en steun betuigd aan het afnemen van het vertrouwen in de overheid.
We moeten ons echter realiseren dat de Bijbel nooit spreekt over vertrouwen in de overheid. Tenzij dan het vertrouwen dat de overheid door God verordineerd is. „Alzo dat die zich tegen de macht stelt, de ordinantie van God wederstaat; en die ze wederstaan, zullen over zichzelven een oordeel halen. Want de oversten zijn niet [tot] een vreze den goeden werken, maar den kwaden. Wilt gij nu de macht niet vrezen, doe het goede, en gij zult lof van haar hebben” (Rom. 13:3-4). Dat zegt Paulus nota bene van een bij tijd en wijle antichristelijke overheid. Tom Wright zegt bij deze tekst: de Kerk moet leven als een teken van het komende Koninkrijk van Jezus Christus; maar omdat dat Koninkrijk wordt gekenmerkt door vrede, liefde en vreugde, kan het niet vertegenwoordigd worden door chaos, haat en woede.
Beperkte rol
Zowel vertrouwen als wantrouwen ten aanzien van de overheid komt voort uit het toekennen van een te grote rol aan de overheid. Vinden we dat de overheid die rol goed invult, dan vertrouwen we haar; maar als het tegenvalt, gaan we die overheid wantrouwen.
Volksvertegenwoordigers moeten de overheid steeds weer op haar beperkte rol wijzen. Ze kunnen daarbij herinneren aan de woorden van premier Rutte in 2008: „De staat moet klein en krachtig zijn, geen geluksmachine die mensen hun hele leven uit handen neemt.”
Er is steeds weer wijsheid nodig om dat niet drammerig, vanuit een wantrouwige houding te doen, maar constructief. Vanuit het begrip voor de positie van de overheid, wijzend op het gevaar van de macht die corrumpeert. Want het kwaad zit in elk mens, ongeacht politieke kleur. Wijzend ook op het vertrouwen dat de burger verdient, bouwen aan het delegeren van verantwoordelijkheid naar burgers toe. Daarbij moet de roep om een andere bestuurscultuur en goed functioneren van de rechtsstaat ook zeker klinken.
Pijlers van gerechtigheid
Als burgers hebben we daar verder geen invloed op. Maar dat hoeft ook niet. Er is een manier voor burgers om te laten zien dat de overheid niet zo’n grote broek aan hoeft te trekken. Dat doen we door als gezinnen, families en gemeenschappen, en instellingen, al dan niet kerkelijk, te laten zien dat we onze verantwoordelijkheid nemen. Dat gebeurt als goedertierenheid (Hebreeuws ”chesed”) en betrouwbaarheid (Hebreeuws ”emet”, vergelijk Spreuken 3:3) de uitgangspunten van ons handelen zijn. Want dat zijn de pijlers van de gerechtigheid die een volk verhoogt.
Initiatieven van burgers en gemeenschappen moeten voortdurend door lokale en landelijke volksvertegenwoordigers onder de aandacht gebracht worden bij de overheid, zodat deze ook merkt dat de samenleving haar verantwoordelijkheid neemt. Dat is de ‘tegenmacht’ waar de overheid en de samenleving mee gediend zijn. Dat het met het nemen van die eigen verantwoordelijkheid slecht gesteld is, heeft de coronacrisis laten zien: instellingen verwezen massaal naar de RIVM-richtlijnen, en burgers vroegen zich af of ze wel voorzorgsmaatregelen in acht moeten nemen ”als de overheid dat niet vraagt”.
Gelukkig lijkt er wel een kentering te komen. Laten we ook bij een probleem als woningnood niet alleen naar de overheid wijzen, maar als (kerkelijke) gemeenschappen en instellingen aan de slag gaan. Onze verantwoordelijkheid ligt in het goede te zoeken voor alle mensen. Daarin heeft een christen altijd vrijheid, zelfs in tijden van beperkingen en vervolging. Omdat onze vrijheid niet ligt in het doen wat we zouden willen, maar in de mogelijkheid om het goede te doen.
De auteur is voormalig chirurg en bestuurslid van het Wetenschappelijk Instituut van de SGP.