Demonstrant woonprotest eist betaalbaar huis voor iedereen
Met een tekort van zo’n 280.000 huizen is het hoog tijd om de overheid tot actie te manen, vinden deelnemers aan woonprotesten door het hele land. Tim de Boer van de Haagse Stadspartij vertelt waarom hij op de barricaden klimt.
Oplopende wachtlijsten voor sociale huurwoningen, mensen –zowel kopers als huurders– die geen plek meer vinden in de stad, de opkomst van onzekere tijdelijke huurcontracten: De Boer ziet veel misgaan op de Nederlandse woningmarkt.
Samen met belangengroepen organiseert hij het Haagse protest, het zogeheten Woonverzet, op zondag 14 november. „Ik ben ervan overtuigd dat waar mensen samenkomen voor een doel, de oplossing al een stap dichterbij is”, aldus De Boer. Hij weet uit eigen ervaring dat je samen meer bereikt; toen de lift in zijn flat kapot ging, ondernam de verhuurder pas actie nadat De Boer de bewoners had gemobiliseerd.
Reeks
Het geplande protest van aanstaande zondag is de zoveelste in een reeks die begin dit jaar al had moeten starten in Rotterdam. De coronapandemie gooide echter roet in het eten. Uiteindelijk trapte Amsterdam daarom af op 12 september met een demonstratie die 15.000 mensen op de been bracht. Hierna volgden steden als Rotterdam, Arnhem en Tilburg.
De boodschap van de demonstranten luidt in alle steden hetzelfde, en is vastgelegd in een woonmanifest. Hun doel: een „radicaal andere visie op huisvesting, die mens weer boven markt stelt.”
Volkshuisvesting
De actievoerders willen dat de overheid weer de regie neemt op de woningmarkt, om het „fundamentele recht op wonen te waarborgen.” Daarvoor is volgens hen allereerst de herinvoering van het ministerie van Volkshuisvesting nodig. Dat werd in 2010 opgeheven.
Eén van de problemen die dat ministerie zou moeten aanpakken is volgens het manifest de woononzekerheid door flexibele huurcontracten. In de hofstad ziet De Boer dat zulke tijdelijke bewoning doorwerkt in een hele wijk. „De sociale samenhang in de stad neemt af. Als mensen slechts een jaar in een huis wonen, investeren ze niet in contact met de buren.”
Ondanks de gedeelde boodschap zijn er in iedere stad andere partijen betrokken bij de organisatie van een woonprotest. In het geval van Den Haag zijn dat onder andere bewonersgroepen, de Woonbond en internationale studentenorganisaties. Maar ook de Communistische Jongerenbeweging doet mee…
Een organisatie als de Communistische Jongerenbeweging doet bij velen de wenkbrauwen fronsen. Waarom doen ze mee?
„De jonge communisten onderschrijven de eisen die we opgesteld hebben. Daarom zijn ze gewoon welkom in de coalitie.”
Waarom is de afschaffing van het kraakverbod één van uw speerpunten?
„Ik zie kraken niet als diefstal. Integendeel, juist vastgoedhandelaren die puur voor het rendement panden hebben en leeg laten staan, plegen diefstal. De huidige sancties om leegstand aan te pakken, zoals boetes, zijn zo nietszeggend dat eigenaren geen actie ondernemen. Eigendomsrechten zijn eindig. Als iemand niets doet met zijn pand, mag de samenleving dat op een andere manier tot zich nemen. Kraken is dan legitiem en logisch.”
Verliest uw woonprotest niet aan kracht door het propageren van kraken en het toelaten van ultralinkse organisaties?
„Ik ben niet bang dat er minder mensen meedoen door het legitimeren van kraken en het omarmen van bijvoorbeeld de communistische jongeren. Natuurlijk krijgen we vooral steun van linkse partijen en gaat de VVD niet naar ons protest komen, maar ons manifest is wel ondertekend door meer dan honderd organisaties. Mensen hoeven niet per se al onze wensen te onderschrijven, ze komen om een signaal te laten horen.”
Recent deelde de politie dronebeelden van de Woonopstand Rotterdam waaruit blijkt dat sommige demonstranten de politie belaagden. Hoe kijkt u hier tegenaan?
„Wij steunen de lezing van de organisatie van de Woonopstand en geloven niet dat er demonstranten uit waren op geweld. De beelden die de politie heeft gedeeld, laten wat mij betreft niet het hele plaatje zien. In Den Haag gaan we er in ieder geval alles aan doen om rellen te voorkomen, zodat de aandacht naar het doel van de demonstratie gaat, en niet naar het verloop ervan.”