Duivelse macht
Psalm 118:17
„Ik zal niet sterven, maar leven; en ik zal de werken des Heeren vertellen.”
De tekst „Ik zal niet sterven, maar leven” roert aan en erkent de nood waaruit Gods hand de heiligen helpt, namelijk de dood. Ze gevoelen werkelijk de dood wanneer ze in doodsgevaar komen, en voor het vlees is het geen lekker drankje wanneer de dood komt. Ook komt de dood niet zonder wet en zonde met zich mee te brengen. Daaraan kan men dan wel zien dat de heiligen martelaars moeten zijn. Want ze moeten in doodsgevaar zweven en met de dood worstelen en strijden.
Geschiedt dat niet door tirannen en goddelozen met vuur, zwaard, kerkerstraf en dergelijke vervolgingen, dan geschiedt het door de duivel zelf. Die kan het Woord van God niet verdragen, noch hen allen die het in ere houden en onderwijzen. Hij valt hen aan, hetzij in leven of sterven. In het leven doet hij het met de grote aanvechtingen van het geloof, de hoop en de liefde tot God. Daarbij kan hij een hart zo belegeren en met schrik en twijfel bestormen, dat het tegenover God schuw en vijandig wordt en lastert. Dat het het ellendige geweten niet anders schijnt dan alsof God, duivel, dood, zonde en hel en alle schepselen één zijn geworden; allen zijn eeuwige, hem niet loslatende vijanden. Noch Turk noch keizer kan een stad met zo’n geweld bestormen, als de duivel ons geweten bestormen kan.
Maarten Luther, hoogleraar in Wittenberg
(”Psalm 118 verklaard”, 1530)