Opinie

Huwelijk hoort in christelijke gemeente thuis

Het huwelijk gaat in de eerste plaats de christelijke gemeente aan en niet de burgerlijke overheid. Het huwelijk heeft alles te maken met ons leven voor Gods aangezicht en is daarom een volstrekt geestelijke zaak.

Ds. B. J. W. Ouwehand
3 November 2021 15:02
„Van oudsher is het huwelijk een familiale aangelegenheid.” beeld iStock
„Van oudsher is het huwelijk een familiale aangelegenheid.” beeld iStock

In het RDMagazine (23-10) citeerde Huib de Vries drie vragen die ik in een recensie in de Waarheidsvriend had gesteld naar aanleiding van het boek ”Waarom trouwen? De publieke bevestiging van een relatie” van dr. Douwe J. Steensma. Daarin stelde De Vries dat hij mijn derde vraag het meest cruciaal vond. Deze vraag luidde: Ontstaat er op een bepaald moment geen inhoudelijke reden om een door de overheid erkende en publiekelijk bevestigde levensverbintenis niet langer als Bijbels te erkennen? In dit artikel ga ik dieper op deze vraag in en breek ik graag een lans voor het kerkelijk huwelijk.

Ik geloof niet dat we het kerkelijk huwelijk maar moeten afschaffen en alleen het burgerlijk huwelijk handhaven. In de eerste plaats omdat ik niet zonder meer geloof dat de overheid het goddelijk recht heeft om huwelijken te sluiten, dan wel via de rechterlijke macht te ontbinden. Van oudsher, schrijft Steensma terecht, is het huwelijk een familiale aangelegenheid. Het feit dat de heidense keizer Augustus via het Romeinse recht steeds meer macht naar zich toetrok en uiteindelijk de Franse keizer Napoleon het burgerlijk huwelijk in de Nederlandse wetgeving verankerde, vind ik echter geen sluitend argument om deze bevoegdheid aan de overheid te laten.

Reformatie

Natuurlijk is het waar dat reformatoren als Luther en Zwingli het huwelijk vooral zagen als een burgerlijke aangelegenheid, maar dat had alles te maken met de verworden kerkelijke huwelijks­praktijk van hun dagen. Zij zagen de kerk van Rome als dé grootste vijand van de Reformatie en riepen daarom de burgerlijke overheid in als bondgenoot tegen de kerk van Rome. Ik vraag mij ten zeerste af of de reformatoren in de huidige politieke situatie hetzelfde hadden gedaan. Persoonlijk zie ik de christelijke gemeente als de Bijbelse voortzetting van de familie. Het huwelijk is wat mij betreft dan ook in de eerste plaats iets wat de christelijke gemeente aangaat.

Op deze opvatting wordt vaak de kritiek gegeven dat de kerk zich alleen op het geestelijke heeft te richten, terwijl de overheid als Gods dienares het binnen het wereldse domein voor het zeggen heeft. Een absolute scheiding op dit terrein kom ik in het Nieuwe Testament niet tegen. Denk bijvoorbeeld aan Paulus’ verwijt aan de Korinthiërs dat zij hun conflicten via de rechterlijke macht uitvechten (1 Korinthe 6). Hun probleem hadden zij binnen de gemeente op moeten lossen. En dat geldt wat mij betreft ook voor het huwelijk. Het huwelijk heeft ook alles te maken met ons leven hier en nu voor Gods aangezicht en is daarom ook een volstrekt geestelijke zaak.

Minimumeis

Mijn moeite met de huidige burgerlijke huwelijkspraktijk heeft zeker ook te maken met de visie van de burgerlijke overheid op het huwelijk. Is er nog wel sprake van een huwelijk in Bijbelse zin als de burgerlijke huwelijkspraktijk vergaand is los gegroeid van de meest wezenlijke Bijbelse noties over het huwelijk? Volgens Steensma is de minimumeis die de Bijbel aan het huwelijk stelt, dat de relatie publiekelijk wordt bevestigd. Publiekelijk heeft hierbij de betekenis van juridisch legitiem en breed erkend. Het feit dat het burgerlijk huwelijk bijvoorbeeld geen trouw tot de dood vraagt, is volgens hem verdrietig, maar dat maakt een dergelijk huwelijk vanuit Bijbels oogpunt niet onwettig.

Het ontbreken van de woorden ”trouw tot de dood ons scheidt” is trouwens niet het enige wat mis is aan de huidige burgerlijke huwelijkspraktijk. Steensma hecht in zijn boek grote waarde aan het feit dat het huwelijk niet alleen een ”ja” is van de beide bondgenoten, maar ook een ”ja” tegen God en de door God gegeven scheppingsorde. Tegelijk klinkt er in het huwelijk een ”ja” vanuit God en de gegeven scheppingsorde richting het bruidspaar. De overheid is hierin als Gods dienares de handelende instantie. Dit zijn belangrijke Bijbelse grondlijnen van het huwelijk, maar in het huidige burgerlijk huwelijk ontbreken deze grondlijnen bijna geheel. Het burgerlijk huwelijk ontkent en verwerpt de door God gegeven scheppings­orde. Het huwelijk tussen mensen van gelijk geslacht is daarvan een duidelijk bewijs.

Partnerschap

De discussie over de vraag of de christelijke gemeente een geregistreerd partnerschap als een legitieme relatievorm tussen man en vrouw moet erkennen, maakt op een heldere manier duidelijk wat de consequentie is van de visie waarin de publieke bevestiging van een relatie de minimumeis is voor een huwelijk. In dit geval kan er ten diepste geen inhoudelijk argument zijn om het geregistreerd partnerschap als legitieme samenlevingsvorm af te wijzen. Het gaat immers om een relatie die publiekelijk wordt erkend. Inhoudelijk bestaat er ook nauwelijks verschil tussen het burgerlijk huwelijk en een geregistreerd partnerschap. Wijs je het geregistreerd partnerschap af, dan doe je dat vooral op emotionele gronden. Maar andersom is ook waar. Wijs je het geregistreerd partnerschap op inhoudelijke gronden af, dan kun je haast niet anders –ik zeg het voorzichtig– dan dat je ook het burgerlijk huwelijk afwijst.

Ik verlang daarom weleens naar de rooms-katholieke of Angelsaksische context waarin de kerk gemachtigd is om huwelijken te sluiten, al besef ik goed dat het ook daar niet allemaal koek en ei is. In onze Nederlandse context is dit echter wettelijk niet toegestaan. De kerk mag een huwelijk pas bevestigen nadat dit door de burgerlijke overheid is gesloten. Dat betekent trouwens ook dat de kerk een geregistreerd partnerschap geen huwelijk mag noemen of mag doen alsof het een huwelijk is.

Persoonlijk denk ik dat we onze waardering van het burgerlijk huwelijk niet door dit juridische aspect moeten laten bepalen. Als christelijke gemeente hebben we te luisteren naar wat God ons in Zijn woord heeft gezegd. Steensma geeft daarvan een prachtig voorbeeld uit de Vroege Kerk. Volgens het Romeinse huwelijksrecht was het voor slaven verboden om te trouwen, maar deze wet werd in de christelijke gemeente niet nageleefd en huwelijken tussen slaven onderling en tussen vrijen en slaven werden binnen de gemeente als wettig erkend. Niet de regels van de overheid maar Gods woord bleek in de Vroege Kerk doorslaggevend te zijn als het gaat om de vraag wat wel en wat niet een huwelijk is. Dat is wat mij betreft geen oproep tot burgerlijke ongehoorzaamheid, maar wel tot een eerlijke bezinning op deze thematiek.

Openlijk verklaren

Ik begrijp heel goed dat het in onze context onhaalbaar is om het burgerlijk huwelijk binnen de christelijke gemeente af te schaffen. We leven nu eenmaal in deze context en daar zit zeker ook een bepaalde waarde aan. Hoe moet de christelijke gemeente dan wel reageren op een burgerlijk huwelijk dat vergaand is los gegroeid van de belangrijkste Bijbelse noties over het huwelijk? Wat mij betreft niet door het kerkelijk huwelijk af te schaffen, maar juist door van haar leden te verwachten dat zij hun huwelijk –dat zij voor de burgerlijke overheid hebben gesloten– binnen de kerkelijke gemeente laten bevestigen. Niet om het nog even over te doen of af te maken, maar om voor God en Zijn gemeente openlijk te verklaren dat zij hun huwelijk uit Gods hand hebben ontvangen en dat zij ernaar verlangen om als gehuwden voor Gods aangezicht naar Zijn geboden te leven.

De auteur is predikant van de 
hervormde gemeente in Andel.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer