Jos Strengholt worstelt met armoede in Egypte
In theorie wist hij van armoede, het leven in het Midden-Oosten confronteerde dr. Jos Strengholt met de praktijk. Bijbelteksten over rijk en arm ging hij daardoor anders lezen. Onlangs verscheen zijn boekje ”Jezus in de ogen zien. Een persoonlijke worsteling met armoede in Egypte”.
Hij woont alweer vier jaar in Nederland, maar echt geland is hij niet. Een derde van het jaar brengt Jos Strengholt (62) door op zijn kantoor in Caïro. In Nederland komt hij zijn flat in het Utrechtse Kanaleneiland nauwelijks uit. „Ook daar ben ik vrijwel constant bezig met de projecten in Egypte.”
Hij keerde naar Nederland terug met het idee geleidelijk af te gaan bouwen. „Toen Joe Biden op 78-jarige leeftijd werd gekozen als president van de VS, dacht ik: wat achterlijk dat ik al denk over stoppen. In plaats daarvan ben ik fondsen gaan werven om het werk in Egypte te verbreden. Behalve projecten in Caïro en de oase Fayoum richten we ons op de zuidelijke provincie Sohag. Daar leeft twee derde van de mensen onder de armoedegrens.”
Wat doet het heen en weer pendelen tussen luxe en armoe?
„Mijn kantoor staat in een nette wijk van Caïro, dus ook daar word ik niet direct met schrijnende armoede geconfronteerd. Dat is wel het geval als ik projectbezoeken afleg. Wat ik dan zie, houdt me bezig als ik achter mijn bureau zit. Mensen hebben onvoldoende te eten, lijden kou, missen het geld voor een noodzakelijke operatie. Dat levert innerlijke irritatie op over het gezeur in Nederland over een procentje meer of minder. Tegelijk wil ik anderen niet de maat te nemen. Ook ik geef soms geld uit aan dingen die ik leuk vind, al probeer ik bewust te leven. We kopen vrijwel alles tweedehands.”
Hoe gaat u ermee om als mensen bij u persoonlijk aankloppen om hulp?
„Dan kan ik slecht nee zeggen. Je zou dat een zwakte kunnen noemen. Valt een hulpvraag buiten onze projecten, dan komt het benodigde geld uit mijn eigen zak. Daar zit wel een grens aan. Mijn budget is beperkt. In de loop der jaren ben ik ook vaak bedrogen. Nee, dat heeft me niet cynisch gemaakt. Ik praat het niet goed als mensen liegen, maar dat valt onder hún verantwoordelijkheid.”
Je bent toch wel verantwoordelijk voor een goede besteding van geld, zeker gegeven geld?
„Absoluut, door schade en schande leer je. Daarom geven we bij sommige projecten mensen geen geld in handen. Ze krijgen voedsel of kleding, voor medische ingrepen onderhandelen we rechtstreeks met de arts. En we werken met lokale partners die we kunnen vertrouwen.”
Wat bracht u tot het schrijven van een boekje over dit onderwerp?
„Het leek me goed om iets van mijn ervaringen weer te geven. Al schrijvend werd het een boekje over het spreken van de Bijbel over de omgang met geld en goed, ondersteund met voorbeelden uit de praktijk van ons werk. Een centraal Bijbelgedeelte is voor mij Mattheüs 25. De betekenis daarvan is door het leven te midden van armoede veel meer tot me doorgedrongen. Dat geeft een andere kijk op de Bijbel, met name de gedeelten die spreken over het omgaan met ons geld.”
Dat zijn er nogal wat.
„Héél veel. En ze maken het ons niet gemakkelijk. Vluchtelingen uit West-Afrika klopten geregeld bij onze kerk aan voor geld. Op een gegeven moment was ik het zo zat dat ik tegen de bewaker van de kerk zei: „Ik hoef ze niet meer te zien.” Later realiseerde ik me dat dit precies de houding van de rijke man ten opzichte van de arme Lazarus was. Gooi hem zo nu en dan maar wat toe, buiten mijn blikveld. Ook in Egypte kun je de realiteit van de armoede op die manier negeren.”
Is er onderscheid tussen het Oude en het Nieuwe Testament in het spreken over geld en goed?
„Niet wezenlijk. God is de Onveranderlijke, ook in wat Hij van ons vraagt ten opzichte van de naaste. Als Jezus de wet samenvat in een hoofdsom, noemt Hij het liefhebben van God boven alles in één adem met het liefhebben van de naaste als onszelf. Ze zijn onafscheidelijk. Mattheüs 25 laat dat duidelijk zien. Wie een arme gelovige helpt, helpt Christus Zelf. Het voorbijgaan aan die arme, is een voorbijgaan aan Christus.”
Wat zegt dat over de doelgroep waarop we ons moeten richten?
„Dat onze zorg in de eerste plaats gericht moet zijn op hen die Christus volgen. Niet alleen arme, maar ook vervolgde gelovigen. Door je met hen te vereenzelvigen, kies je partij, wat risico’s met zich kan meebrengen. Dat hoort bij het christenleven. We moeten ons echt achter de oren krabben als dit niet in ons DNA zit.
Tegelijk gaat het tegen onze natuur in. Daarom spreekt Jezus en schrijft Paulus zo veel over dit onderwerp. De mammon is onze grootste afgod en we draaien ons in allerlei bochten om die te kunnen blijven dienen. Rijkdom op zichzelf wordt door de Bijbel niet veroordeeld. Mensen krijgen ook niet het bevel om alles weg te geven. De eerste christenen kwamen samen in de huizen van rijke medegelovigen.
De vraag is niet hoeveel je hebt, maar hoe je omgaat met die arme broeder en zuster. Als mijn zus geen geld heeft om haar kinderen eten te geven, weet ik wat ik moet doen. Gaat het om een geestelijke broeder of zuster over de grens, dan is ons handelen op z’n best charitatief, zonder de drang: hier móét ik iets aan doen.”
U bent kritisch over de opvatting dat de tienden nog gelden. Waarom?
„In het Nieuwe Testament kom ik dat niet tegen. Het heeft iets wettisch: ik heb mijn plicht gedaan wanneer ik mijn tienden geef. „Als je twee hemden hebt, geef er dan één weg”, zei Johannes de Doper. Jezus sprak op gelijke wijze. Ook in het Oude Testament was je overigens niet klaar als je de tienden had gegeven. Dat gebod was onderdeel van een wetgeving die de sociale en economische relaties regelde, om een soort basisgelijkheid te creëren. Geen Israëliet mocht tekórt hebben.”
Wat kunnen we daar nu van leren?
„De vraag is niet hoeveel ik weggeef van mijn bezit, maar hoeveel de ander nodig heeft. Als westerse christenen hebben we het individualisme van onze samenleving overgenomen. Ook het geloofsleven is een individualistische kwestie geworden. Jezus leerde Zijn discipelen bidden: Ónze Vader. Geef óns heden ons dagelijks brood. Vergeef óns onze schulden. Het woord ”ik” kom je in dit gebed niet tegen. Het geloof is persoonlijk maar niet individualistisch. Als God ons gebed om voedsel verhoort, moeten we dat delen met broeders en zusters die honger lijden. Afstand mag daarbij geen rol spelen. Arme gelovigen in het Europese Macedonië gaven overvloedig voor de arme gemeente in Jeruzalem. Het is zaliger te geven dan te ontvangen, sprak Jezus. Dat houdt niet op bij de grens of bij ons eigen kerkgenootschap.”
Hoe leest u Paulus’ oproep tot gelijkheid?
„Niet als een bevel tot absolute nivellering. Wel zo dat ook andere mensen recht hebben op eten, kleding en onderdak. Omdat het zo’n ingewikkeld thema is, sluiten veel christenen de ogen maar voor de problematiek. Ze zijn al tevreden als ze 20 euro hebben overgemaakt naar een goed doel.”
Verdient dit onderwerp zelfstandige aandacht in prediking en pastoraat?
„Ja, predikanten moeten de moed hebben om meer over geld te spreken en te preken. Omdat het in de Bijbel een belangrijk thema is. De rechtvaardiging van de goddeloze kun je niet losmaken van het dienen van God en de naaste. Het Evangelie is één pakket. We mogen niet naar believen dat wat ons aanspreekt eruit halen en andere aspecten laten liggen. Ik heb niet de illusie dat we verrotte structuren kunnen veranderen. Geen westerling ontsnapt aan het feit dat hij bijdraagt aan het uitbuiten van de rest van de wereld. Los van die structuren kan ik wel proberen te doen wat ik kan om een arme geestelijke broer of zus te helpen.”
Dankzij een ideëel vermogensfonds is het boekje van Jos Strengholt gratis verkrijgbaar. Stuur daarvoor een mail naar kantoor@nijlvallei.nl.