Met alle heiligen
Psalm 118:15a
„In de tenten der rechtvaardigen is een stem van gejuich en van heil.”
Zoals de macht en het lied van mensen (dat wil zeggen: hun vertrouwen en loven) geen waarde heeft, zo is er ook geen heil of overwinning, maar enkel falen en verderf voor hen. Want bij mensen is geen heil, zegt Psalm 146:4.
Maar mijn overwinning en heil is de Heere, Die helpt en helpen kan. Onder ”heil” moet men hier verstaan overwinning of hulp, dat God ons in Zijn Naam en Woord eindelijk toch de overwinning doet behouden en ons helpt. Zodat wij ons handhaven en blijven, terwijl de vervolgers ondergaan en te schande worden.
Er staat verder, dat er is een stem van vreugde en heil in de hutten der rechtvaardigen. Tot nu toe heeft de dichter van zijn eigen voorbeeld gewaagd en het uitgezongen hoe God hem geholpen heeft. Nu gaat hij over tot alle heiligen. Hij zegt, dat het alle rechtvaardigen evenzo vergaat, dat ze omwille van Gods Woord vervolgd worden. Maar omdat ze op God vertrouwen en niet op mensen bouwen, helpt Hij hen, zodat ze ook zo’n lied zingen en God loven.
Zo zong Mozes met de kinderen Israëls (Exodus 15); zo zong Debora (Richteren 5); zo zong Hanna (1 Samuël 2), alle andere heiligen met hen: „Er is een stem van vreugde en heil in de hutten der rechtvaardigen.” Wanneer ik let op alle heiligen, in het bijzonder op die in het Nieuwe Testament, dan hoor ik ook in hun hutten zo’n stem van vreugde.
Maarten Luther, hoogleraar in Wittenberg
(”Psalm 118 verklaard”, 1530)