Muziek

Recensie: Christoph Wolff schrijft fenomenaal boek over Bachs muziek

Christoph Wolff schreef elf jaar geleden een veelgeprezen biografie over Johann Sebastian Bach. Dit jaar kwam de Duitse Bachkenner opnieuw met een publicatie over de componist: een fenomenaal boek. Bij het lezen rijst voortdurend de vraag of dit het beste boek over Bachs muziek is.

Dr. Jan R. Luth
22 October 2021 13:03
De Thomaskirche in Leipzig met ervoor het standbeeld van Johann Sebastian Bach. beeld RD, Henk Visscher
De Thomaskirche in Leipzig met ervoor het standbeeld van Johann Sebastian Bach. beeld RD, Henk Visscher

Van Johann Sebastian Bach is –op zijn definitie van en regels voor de generale bas na– geen theoretische verhandeling bekend. Verschillende van zijn tijdgenoten, zoals zijn neef Johann Gottfried Walther en Bachs leerling Johann Philipp Kirnberger, schreven die wel. Wie de opvattingen van Bach wil leren kennen, moet daarom zijn composities analyseren. En dat is precies wat Christoph Wolff doet in zijn jongste handboek.

Het is geen biografie in de klassieke zin van het woord: het leven en de werken van Bach worden niet in chronologische volgorde besproken. In dit boek brengt Wolff per hoofdstuk verschillende werken bij elkaar om die in samenhang te analyseren, en om te laten zien dat Bach voortdurend bezig is geweest eerder gecomponeerde werken te perfectioneren. En vooral om Bach te schilderen als de meester van het contrapunt, als iemand die zijn opvattingen niet via woorden maar in zijn muziek naar voren bracht.

Het boek bestaat uit acht hoofdstukken, in- en uitgeleid door een proloog en een epiloog. Het slot wordt gevormd door eindnoten, een bibliografie en uitvoerige registers. Door per hoofdstuk groepen werken te bespreken worden verbindingen en doelstellingen zichtbaar die meestal buiten beeld blijven. Zo laat Wolff in hoofdstuk 5 zien dat Bach met de werken die bekendstaan als Clavier-Übung I-IV een voor zijn tijd nieuwe standaard voor klaviermuziek publiceerde.

Canon

De proloog is fundamenteel voor dit boek. Daarin bespreekt Wolff de canon die is afgebeeld op het beroemde portret dat Hausmann in 1748 van Bach maakte. In tegenstelling tot wat wel is aangenomen, is deze canon niet speciaal voor dit schilderij gecomponeerd, maar maakte het stuk al deel uit van veertien canons die Bach schreef op de bas van de Aria uit de Goldbergvariaties uit 1741. Deze canon is later, in 1747, apart gedrukt voor de leden van de zogenoemde Mizler Sozietät, een gezelschap waarvan Bach lid was. De canon en het portret geven samen aan wie Bach was en waarvoor hij stond: de kunst van contrapuntische meerstemmigheid. Dit thema loopt als een rode draad door Wolffs boek.

Vandaar dat de auteur al snel overgaat tot het bespreken van drie unieke studieboeken van Bach voor klavier. Dat zijn het ”Orgel-Büchlein” (Bachs ”Livre d’Orgue”), het ”Wohltemperierte Klavier” en de ”Aufrichtige Anleitung”, beter bekend als Inventionen en Sinfonia. Wolff gaat ervan uit dat Bach met deze didactische titels zichzelf wilde bewijzen bij gebrek aan een academische titel, die de meeste collega’s wel hadden. In alle drie de studieboeken stond het vindingrijk onderwijs centraal en ze voldeden aan de eisen van de Thomasschule in Leipzig. Volgens Wolff droegen ze bij aan Bachs benoeming aan de Thomasschule.

Wolff laat zien dat het bijzondere van het ”Orgel-Büchlein” een vooropgezet plan was: van elk koraalvoorspel daarin stond de lengte vast, een constatering die hij baseert op de lege bladzijden, waarop wel de titel van het koraal maar nog geen compositie staat.

Terecht wijst hij erop dat Bach vanaf circa 1730 zijn prepensioen aan het organiseren was. De moeilijke situatie waarin Bach zich bevond door allerlei conflicten en het feit dat er te weinig financiële middelen voor de kerkmuziek beschikbaar waren, brachten hem ertoe te stoppen met het componeren van functionele kerkmuziek zoals jaargangen cantates. Hij richtte zich steeds meer op werken buiten zijn taakgebied, zoals het ”Musikalisches Opfer”, de ”Kunst der Fuge” en de ”Hohe Messe”. In verschillende hoofdstukken worden die werken besproken.

Wolff formuleert heldere analyses. Zo worden het ontstaan van de ”Markus Passion” en de tamelijk complexe ontstaansgeschiedenis van de ”Kunst der Fuge” duidelijk beschreven.

In het laatste hoofdstuk, de epiloog, toont Wolff dat Bach zichzelf zag als vertegenwoordiger van de ”musikalische Wissenschaften” en vooral als iemand die de praktische toepassing daarvan als geen ander beheerste. Bach schreef zelf dat zijn cantates „onvergelijkbaar moeilijker en ingewikkelder” waren dan die van andere componisten. Maar dat geldt voor al zijn composities. Dat bevestigden tijdgenoten zoals Louise Adelgunde Kulmus, de verloofde van de dichter Johann Christoph Gottsched, die het passagewerk in ”Clavier Übung” I (de partita’s) „ondoorgrondelijk moeilijk” noemde.

Theologie

Meer dan in Wolffs vorige biografie komen theologische aspecten in het vizier. Dat is bijvoorbeeld het geval in het hoofdstuk waarin hij Bachs passies en oratoria bespreekt onder de titel ”Een grote liturgische cyclus over de Messias”.

Het christendom kent twee Christusbeelden. De oudste is de Byzantijnse Christus, Christus-Koning, de Heerser over alles, Christus Pantocrator. Het tweede, later ontstaan, is de lijdende Christus, gerepresenteerd in de crucifix. Wolff laat zien dat in de ”Matthäus Passion” en de ”Johannes Passion” twee Christusbeelden worden getekend: in de ”Matthäus” Christus als lijdende, in de ”Johannes” Christus als Koning. Helaas maakt hij niet duidelijk dat die twee beelden er niet toevallig zijn, maar verbonden zijn aan de twee nieuwtestamentische evangeliën: het Mattheüsevangelie past goed bij de latere crucifix, in het Johannesevangelie is Christus de koninklijke Zoon van God, Die Zijn werk op aarde doet in het kader van de terugkeer (het beginkoor heeft de A-B-A-vorm) naar Zijn Vader. Dat heeft Bach dus niet zelf bedacht. Dat koningschap is de reden waarom de ”Johannes Passion” niet begint met een klacht, maar met Psalm 8: Hij is een eeuwige Heer over alles: „Herr unser Herrscher, der in alle Landen herrlich ist.”

Bij de analyse van de ”Johannes Passion” blijkt dat over interpretaties verschillend kan worden gedacht. Zo verbindt Wolff de ‘draaifiguren’ in het eerste deel van deze passie met het begrip ”kroon” (van de koning), maar als cirkel kunnen ze ook het beeld van eeuwigheid/oneindigheid oproepen: een eeuwige Heer over alles. Nu Wolff deze figuur met ”koning” verbindt, is dit eerder een accentverschil dan een verschil in interpretatie.

De bespreking van de passionen wordt gevolgd door het ”oratoriumdrieluik” dat verbonden is met de drie grote christelijke feesten: het ”Weihnachts Oratorium”, het ”Oster Oratorium” en het ”Himmelfahrts Oratorium”. Deze werken zijn gericht op de drie belangrijkste mijlpalen in het leven van Christus. Wolff wijst erop dat in Bachs tijd advent en lijdenstijd met elkaar waren verbonden: ”Wie soll ich dich empfangen” werd op dezelfde melodie gezongen als ”O Haupt voll Blut und Wunden”.

Het is fascinerend dat Wolff een samenhang laat zien tussen de genoemde werken, in het bijzonder voor wat betreft het Christusbeeld. De ”Johannes Passion” begint met Christus-Koning (Heerser over alles, Christus Pantocrator) en eindigt met de lofprijzing „Ich will dich preisen ewiglich”; het ”Himmelfahrts Oratorium” begint met „Lobet Gott in seinen Reichen”; het ”Weihnachts Oratorium” sluit af met „Herrscher des Himmels”; en in het ”Oster Oratorium” klinkt „Der Löwe von Juda kommt siegend gezogen”, een pendant van „Der Held aus Juda siegt mit Macht” uit de ”Johannes Passion”. Doel van Bach was blijkbaar om een web van muzikale en inhoudelijke verbanden te leggen.

Zeer goed leesbaar

Het is een zeer goed leesbaar boek, maar om de analyses te volgen wordt er wel iets van de lezer gevraagd. De vijf vertalers verdienen een compliment, al is het jammer dat de naam van aartsengel Michaël (het ”Michaelisfest” komt regelmatig voor in dit boek) erg alledaags is weergegeven als ”Michiel”.

Wolff heeft een fenomenaal boek over Bachs muziek geschreven, beter dan in een recensie onder woorden kan worden gebracht. Bij het lezen rijst voortdurend de vraag of dit het beste boek over Bachs muziek is.

Bach – zijn meesterwerken en muzikale universum, Christoph Wolff; uitg. Bijleveld; 464 blz.; € 39,90

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer