Bavinck en Plantinga als bondgenoten tegen moderne theologie
Alweer een buitenlands proefschrift over Herman Bavinck. De Zwitserse promovendus Bertrand Rickenbacher voert hem samen met Alvin Plantinga op als antwoord op de moderne theologie.
Rickenbacher promoveerde woensdag in Amsterdam bij prof. dr. Gijsbert van den Brink op het proefschrift ”Towards a Realist Conception of Theology. An Account Based on the Works of Bavinck and Plantinga”, een vergelijking van de theoloog Bavinck (1854-1921) met de Amerikaanse christen-filosoof Alvin Plantinga (1932). Rickenbacher (49) studeerde filosofie in Lausanne en doceert filosofie en Franse literatuur op een gymnasium in deze plaats.
Bavinck en Plantinga vinden elkaar in de overtuiging dat het in de theologie gaat om een „realistische” kijk op waarheid en werkelijkheid, dus niet slechts om een subjectieve overtuiging of vrome praktijk. Theologie is in staat om waarheidsclaims over God, mens en wereld te doen. De achtergrond van deze gedachte is de overtuiging dat menselijke kennis mogelijk is omdat de gehele werkelijkheid geschapen is door het goddelijke Woord (Logos).
Symbolisch
Rickenbacher: „Als je theologie slechts ziet als een symbolische taal over een onkenbare God, dan verzandt ze in filosofie, godsdienstwetenschap of psychologie. Het christendom is niet alleen een set vrome praktijken of morele voorschriften, maar ook een manier van denken over God, de mens, wereld en geschiedenis. Bavinck en Plantinga hebben zowel de theologie als de filosofie beoefend omdat deze disciplines elkaar kunnen verrijken. Christelijke theologie is niet in de eerste plaats een samenvatting van wat christenen geloven, maar eveneens het zoeken naar waarheid over deze wereld. Het zoeken naar waarheid is een natuurlijke activiteit van de menselijke geest en ligt ten grondslag aan alle wetenschap.”
Grenzen
Deze oriëntering van de theologie op de werkelijkheid overstijgt ook confessionele grenzen. Aanvankelijk maakte Plantinga zich sterk voor een specifieke gereformeerde kennisleer en stelde hij Calvijn tegenover Thomas van Aquino. Maar nadat hij werkzaam was aan de rooms-katholieke University of Notre Dame in de Verenigde Staten, ruilde hij deze polemische benadering in voor een breder perspectief, waarin Calvijn en Thomas gelijk opgaan, aldus Rickenbacher.
Rickenbacher: „Bavinck heeft gesteld dat protestanten vaak veel te weinig weten wat zij gemeenschappelijk hebben met Rome en wat hen scheidt. Hij zag wat hij noemde de ”revival” van de rooms-katholieke theologie in het thomisme en neothomisme als een bondgenoot tegen de anti-realistische trends van zijn tijd. Hierdoor namen velen afstand van de dogmatische theologie als een wetenschap die op zoek is naar waarheid. Dank zij deze herleving van de rooms-katholieke theologie moeten protestanten zich volgens Bavinck nu duidelijk rekenschap geven van hun verhouding tot Rome. De tegenstelling is volgens de gereformeerde theoloog niet meer tussen protestanten en rooms-katholieken, maar tussen moderne ”anti-realisten” en traditionele ”realisten”. Protestanten en rooms-katholieken staan ook in onze tijd voor dezelfde intellectuele uitdagingen en kunnen daarvoor beiden terecht in een gemeenschappelijke denktraditie.”
Bavinck legde naast de Heilige Schrift en het geweten ook de nadruk op de confessie van de kerk. Rickenbacher beschouwt dat als een waardevolle gedachte: „Ik zie mijn onderzoek als een poging om creatief terug te kijken naar het verleden en gelovig voorwaarts te zien, zoals Kevin Vanhoozer dat heeft uiteengezet. Theologie staat in het Westen als academische discipline onder druk, maar kan duidelijke claims doen over de werkelijkheid zonder te vervallen in fundamentalisme of intolerantie.”