Cultuur & boeken

Loes Hegger groeide op tussen uitgetreden priesters

Ze nam afscheid van de levensovertuiging die ze meekreeg, maar de band met thuis bleef hecht. ”Villa De Wartburg”, het meeslepende debuut van theaterregisseur Loes Hegger, dochter van ds. Herman Hegger, heeft iets van een hommage aan haar ouders. Vooral aan „Mama Willy”, de spil in het asiel voor uitgetreden priesters.

18 October 2021 10:21
Loes Hegger. beeld Sjaak Verboom
Loes Hegger. beeld Sjaak Verboom

Na het overlijden van haar echtgenoot, negen jaar geleden, belandde Loes Hegger (64) in een diepe crisis. Ze vond troost bij haar moeder, die in dezelfde periode haar geliefde Herman verloor. Om invulling te geven aan het ontstane vacuüm in haar bestaan, besloot de Amsterdamse theaterregisseur haar herinneringen aan De Wartburg in Velp en de daar opgevangen ex-priesters te boek te stellen. Met hulp van haar moeder.

U gaf het boek het motto mee: „Geworteld zijn is misschien wel de belangrijkste en minst erkende behoefte van de menselijke ziel.” Waarom?

„Dat verwoordt precies wat me het meest fascineert in de levensgeschiedenissen van die uitgetreden priesters. Als kind was het voor mij vanzelfsprekend dat ze een periode bij ons woonden. Later ging ik me realiseren wat het betekent om al je zekerheden los te laten. Je kunt je priestergewaad wel verwisselen voor burgerkleding, maar daarmee is het verleden niet uitgewist. Die mensen raakten niet alleen hun vertrouwde bestaan kwijt, ze moesten op zoek naar een nieuwe identiteit. Die zoektocht begon op De Wartburg.”

Het boek leest als een hommage aan uw ouders, in het bijzonder uw moeder.

„Leuk dat u dat zegt. Ik begon uit nieuwsgierigheid naar de achtergrond van die priesters. Hoe was het voor hen om het priesterschap op te geven? Al schrijvend kreeg ik steeds meer bewondering voor mijn moeder. Hoe rédde ze dat, met al die kinderen, de ex-priesters van wie een deel met aanhang, het kantoorpersoneel, de hulpen, de aanwaaiende bezoekers die bleven slapen? Bij vriendinnetjes ontmoette ik soms een moeder die met de beroemde pot thee gereed zat. Dat vond ik vreemd. Mijn moeder was altijd wel ergens in dat grote huis aan het poetsen, koken of naaien. Zo nu en dan was het emmertje vol. Dan ging ze een dag naar bed en sloop iedereen door het huis om haar niet te storen.”

Hoe beleefde u als kind De Wartburg-gemeenschap?

„Ik voelde me onderdeel van de roedel. En dat huis was voor ons een speelparadijs.”

Waardoor nam u al jong afstand van het christelijk geloof?

„Ik ontdekte dat de vertrouwde religieuze woorden voor mij dode formules waren. Het kwam tot een breuk toen ik ging samenwonen. Mijn vader bemoeide zich niet met onze opvoeding, maar op dat moment trok hij radicaal een grens. Dit kón niet. Dat was ook voor mij de grens. Ik liet mijn geliefde niet verketteren. Toch zochten we meteen naar een goede manier om met elkaar verder te kunnen. Ik bleef me zijn dochter voelen en vond het heerlijk om naar huis te gaan. De grote kernvragen loste ik vanaf die tijd zelf op. Mijn partner, met wie ik later ben getrouwd, kreeg een heel goede band met mijn vader; onze zoon hebben we naar hem vernoemd. Het leuke is dat mijn zoon veel van zijn opa heeft. Die twee konden geweldig goed met elkaar overweg. Ook mijn vader en ik hadden veel raakvlakken: interesse in kunst en cultuur, gevoel voor taal… Alleen in godsdienstig opzichtig dachten we verschillend.”

Hoe kijkt u nu op hem terug?

„Door het schrijven van dat boek kreeg ik een soort medelijden met hem. Op jonge leeftijd werd hij in een kloosterinstituut met rigide regels en onmogelijke opgaven geplaatst. Je mocht geen intimiteit hebben, zelfs geen vriendschappen sluiten. De kloostertijd heeft een blijvend stempel op zijn leven gezet, al kreeg hij na zijn uittreden de ruimte om zich te ontplooien. Ik heb me altijd wat afgeschermd voor het werk dat hij verrichtte, om discussies te voorkomen. Voor mijn gevoel was hij uitsluitend bezig met theologische kwesties en eindeloze polemieken. De achterliggende jaren ontdekte ik dat het daar niet bij bleef. Hij heeft mensen daadwerkelijk op weg geholpen, ook de uitgetreden priesters die zijn opvattingen niet deelden. Bij een bezoek aan India werd ik verrast door alle projecten die hij daar heeft opgezet, werk waaruit stichting Woord en Daad is voortgekomen. Hij was meer dan een theologische kamergeleerde. Dat werd bevestigd door de ex-priesters met wie ik contact zocht voor mijn boek.”

Een trigger voor het schrijven van uw debuut was de ontdekking van het gastenboek van De Wartburg. Wat viel u op tijdens het lezen daarvan?

„In de eerste plaats de variatie aan gasten. De dankbetuigingen zijn geschreven in het Engels, Frans, Spaans, Arabisch, Chinees, Koreaans… Door dat gastenboek ontdekte ik ook dat we veel meer uitgetreden priesters in huis hebben gehad dan ik me herinnerde. Een paar staan er nog op mijn netvlies, veel anderen niet. Mijn moeder had bij al die mensen een verhaal.”

Hoe beleefden jullie destijds het komen en gaan van gasten?

„Vriendinnetjes vonden het bijzonder, wij wisten niet beter. Ik herinner me vooral de bruiloften en de geboorten van kinderen op De Wartburg. Voor de bruiloften bereidde mijn moeder het feestdiner; mijn zusje en ik mochten bruidsmeisje zijn. Vooral de bruiloften van uitgetreden Spaanse priesters waren grootse feestpartijen. Na bevallingen deed mijn moeder dienst als kraamhulp. Renato trouwde met Liek, die bij ons op het kantoor werkte. De geboorte van hun eerste kindje werd een drama. Het kwam levenloos ter wereld, de navelstreng zat om het nekje. Het hele huis was in rouw. De bevallingen vonden plaats op de verdieping waar ik sliep, maar je besefte totaal niet wat er achter die andere deur gebeurde. Als er ineens een kindje was, kreeg je te horen dat de Heer het had gebracht.

Voor de echtparen was een aantal grotere kamers met een keukenblokje en een aangrenzend slaapkamertje beschikbaar. De loslopende ex-priesters moesten het doen met kleine pijpenlaatjes. Eten deden ze in de eetkamer met het rode zeil, waar ook het bestuur dineerde na de bestuursvergaderingen. Ada Flik, de eerste secretaresse van mijn vader, sliep aanvankelijk in het schuurtje. Overdag hoorde je door het hele huis het gerinkel van de telefoon. Vanuit het kantoor klonk vaak het gedreun van de ponsmachine. Die was aangeschaft voor de aanmaak van metalen adresplaatjes ten behoeve van de verzending van het maandblad In de Rechte Straat. Voor ons was dat allemaal heel gewoon.”

Hoe communiceerden jullie met elkaar?

„Mijn vader sprak goed Engels, Frans, Spaans, Italiaans en Portugees. Als kinderen communiceerden we zo nodig met handen en voeten. We hielpen ook mee met het aanleren van de Nederlandse taal aan nieuwe gasten. Ik deed dat bij de Catalaanse Antonio, mijn lievelingspriester. Mijn moeder ging heel spontaan en vanzelfsprekend met alle gasten om. Ze hoorden er vanaf hun komst bij. Die houding droeg ze op ons over. Door de gasten werd ze „Mama Willy” genoemd.”

Er werden wel huisregels opgesteld.

„Ja, op een gegeven moment kwam er oproer onder een aantal loslopende ex-priesters. Ze vonden het bij ons allemaal te sober en wilden in ieder geval twee keer per dag een warme maaltijd. Mijn vader, die weer eens op reis was, heeft na terugkeer een aantal duidelijke regels opgesteld. Mede omdat er onder de gasten soms rotte appels zaten. Mijn moeder verzuchtte eens: „Dit is een toevlucht voor de zwijnen.” Een Joegoslaaf die beweerde ex-priester te zijn, bleek een voortvluchtige crimineel die door Interpol werd gezocht. Mijn vader was erg goedgelovig, mijn moeder stond wat realistischer in het leven.”

Het toenmalige bestuur komt er niet erg positief vanaf?

„Ik heb later gezien en ervaren dat besturen van stichtingen, op allerlei terreinen, vaak ver van de werkvloer staan. Daardoor nemen ze soms beslissingen die het werk belemmeren in plaats van stimuleren. Dat gebeurde ook op De Wartburg. Mijn herinneringen werden bevestigd door de notulen die ik van het huidige bestuur mocht lezen. Zo was er een hele discussie over de aanschaf van een stofzuiger. Die heren vonden het vanzelfsprekend dat mijn moeder al haar werk voor niets deed en dat de stofzuiger voor het reinigen van alle vertrekken door mijn ouders werd betaald. Hij hoorde bij het huishoudelijke werk.

Als kinderen keken we hoog tegen die mensen op. Je had eerst God, dan Jezus en meteen daarna het bestuur. De vergaderingen hebben tot menige echtelijke ruzie tussen mijn ouders geleid. Mijn moeder vond dat die mannen geen enkel benul hadden van de realiteit van het werk, wat ook zo was. Mijn vader moest zien te schipperen tussen beide partijen. Op een gegeven moment besloot het bestuur dat ons gezin De Wartburg moest verlaten. We namen te veel ruimte in beslag en het werk zou te zwaar zijn voor mevrouw Hegger. Mijn moeder was furieus. Het leven daar, met al die mensen uit verschillende culturen, de bruiloften en de baby’s die werden geboren, was haar lust en haar leven.”

In een aantal hoofdstukken beschrijft u het leven van uitgetreden priesters. Wat deed het weerzien met hen?

„Na vijftig jaar was er meteen weer de klik. Heel bijzonder vond ik de ontmoeting met de inmiddels hoogbejaarde Italiaanse ex-priester Orlando en zijn Finse vrouw Seija, in 2019. Het voelde als familie, goed en vertrouwd. Toen we hier samen aan tafel zaten, realiseerde ik me pas hoezeer ik me aan die gemeenschap op De Wartburg verbonden heb gevoeld.”

Boekgegevens

Villa De Wartburg, Loes Hegger; uitg. Ambo Anthos; 288 blz.; € 22,99

Herman Johannes Hegger (1916-2012), geboren in het Limburgse Lomm, wordt op 24-jarige leeftijd tot priester gewijd. Tot 1947 is hij werkzaam als missieprediker in Nederlandse parochies, aansluitend doceert hij in Brazilië een jaar wijsbegeerte aan het grootseminarie van de redemptoristen. In 1948 treedt hij uit de Rooms-Katholieke Kerk. Van die stap legt hij verantwoording af in zijn boek ”Mijn weg naar het licht”, dat in verschillende talen verschijnt. Hij treedt in het huwelijk met Willy Kleinhout; ze krijgen samen acht kinderen. Nadat hij zich heeft aangesloten bij de Gereformeerde Kerken in Nederland, wordt Hegger evangelist-predikant in het Belgische Denderleeuw, bij Brussel. In 1960 richt hij stichting In de Rechte Straat (IRS) op, voor de financiële, maatschappelijke en pastorale ondersteuning van uitgetreden priesters. Ze worden opgevangen in villa De Wartburg in Velp. Zelf wordt hij predikant-directeur van IRS. Vanwege de inhoudelijke verschuivingen binnen de Gereformeerde Kerken maakt ds. Hegger in de jaren zeventig de overstap naar de Nederlandse Hervormde Kerk. Met anderen staat hij aan de wieg van zowel de Evangelische Omroep als de stichting Woord en Daad. In 2012 overlijdt hij op 96-jarige leeftijd.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer