Verbod op slaan
„Ik ben lucht/ voor mijn vader/ In een hoekje getrapt/ en vergeten/ (…) Ik spring in het rond/ Maar daaronder/ koud en kil/ Warmte ken ik niet/ Want ik ben de lucht/ die ik adem niet waard.” Achter het gedicht van Arthur, op de website kindermishandeling.nl, gaat een dosis leed schuil die nauwelijks te peilen is.Even onthutsend zijn de cijfers over huiselijk geweld. Iedere week overlijdt een kind aan de gevolgen van mishandeling door ouders. Kindermishandeling is daarmee een van de belangrijkste doodsoorzaken bij kinderen. Per jaar worden 80.000 kinderen mishandeld. Een op de twaalf meisjes van 16 is ernstig seksueel misbruikt door een familielid.
Cijfers gaan pas leven als we er een kind achter zien. Rowena van vier, het Meisje van Nulde. Of recenter: Savanna van drie, levenloos aangetroffen in de kofferbak van een auto. En dat gebeurt dus gemiddeld iedere week.
De meeste gevallen van kindermishandeling halen echter de krant niet, om de eenvoudige reden dat ze niet eens over de drempel van het ouderlijk huis komen. Het is daarom een goede zaak dat er meer aandacht komt voor huiselijk geweld. Deze week is het manifest ”Geheim geweld” aan de Tweede Kamer aangeboden, waarin kinderartsen, kinderrechters, hoogleraren en hulpverleners oproepen tot een parlementair onderzoek naar de jeugdzorg.
De reden daarvoor is dat er nogal wat zaken zijn waarbij signalen van mishandeling niet adequaat zijn opgepakt. Een bekend voorbeeld is de brand in Roermond, waarbij zes van de zeven kinderen uit een gezin om het leven kwamen. De verdachte was een bekende van hulpverleningsinstanties. Een parlementair onderzoek is weliswaar grof geschut, maar gezien de genoemde cijfers zeker te rechtvaardigen.
De opstellers van het manifest bepleiten ook een wetswijziging, waardoor kinderen „niet mogen worden onderworpen aan lichamelijke straf of andere krenkende handelingen.” Op die suggestie is minister Donner van Justitie alvast ingegaan. Vanmorgen maakte hij bekend dat hij in de wet wil vastleggen dat ouders hun kinderen niet meer mogen slaan. Ook een corrigerende tik is dan verboden.
Ook die maatregel is grof geschut. Donner heeft volkomen gelijk als hij stelt dat het slaan van kinderen geen gewoonte mag worden. Het is bekend dat kinderen ’gewend’ raken aan huiselijk geweld: de helft van de jongens die thuis geweld zien, gebruikt dat later zelf ook. Toch gaat Donner te ver als hij om die reden de corrigerende tik strafbaar wil stellen. Salomo stelde dat het achterwege laten van zo’n straf gelijk is aan het haten van je kind.
Inderdaad is het gevaar groot dat ouders, vaak uit onmacht, het niet laten bij een enkele corrigerende tik. Het verliezen van die zelfbeheersing is dan minstens zo kwalijk als het nalaten van de straf. Echter, een wettelijk verbod op zo’n tik is een overreactie, te vergelijken met het instellen van een snelheidsbeperking tot 80 kilometer per uur, in de hoop dat mensen hun snelheid matigen van 120 naar 100. Het is een symbolisch verbod, dat niet handhaafbaar is. Donner moet zoeken naar andere middelen waarmee hij het verschil tussen een pedagogisch verantwoorde draai om de oren kan onderscheiden van huiselijk geweld.