Soms zou Kamerlid wel blanco willen stemmen
Het onafhankelijke Kamerlid Omtzigt zat er donderdag mee in zijn maag. In een motie vroeg de PvdA het kabinet de Europese Commissie te verzoeken Polen, dat onder vuur ligt vanwege het matige functioneren van de rechtsstaat, voorlopig geen geld te geven uit Europese fondsen.
Omtzigt wilde noch voor noch tegen stemmen. Niet omdat hij over het onderwerp geen mening heeft, maar omdat hij dat land binnenkort bezoekt als rapporteur voor de Raad van Europa. Opdracht: onderzoeken hoe het er in Polen voor staat met de rechtsstaat. Logisch dat hij op dit moment de indruk wil vermijden op die vraag nu al het antwoord te weten.
Maar ja, waar iemand in andere bestuursgremia soms de optie heeft blanco te stemmen, heeft een Kamerlid die mogelijkheid niet. „U kunt dus uit het feit dat ik straks mijn hand niet opsteek geen voor- of tegenstem afleiden”, stelde Omtzigt zijn neutrale positie veilig in een stemverklaring.
Met een enigszins vergelijkbaar probleem had twee dagen eerder GL te kampen. De motie die toen voor lag, van de hand van FVD’er Van Houwelingen, vroeg de regering „uit te sluiten dat er ooit een sociaal kredietsysteem in Nederland wordt ingevoerd.” Voor alle duidelijkheid: bij een sociaal kredietsysteem, bekend uit China, kent de overheid burgers op grond van hun gedrag punten toe. Wie er te weinig heeft, verliest rechten, zoals de toegang tot sociale voorzieningen, het recht geld te lenen of het recht met openbaar vervoer te reizen.
In een uitvoerige stemverklaring schetste Kamerlid Westerveld háár dilemma. Tegenstemmen kon eigenlijk niet. Dan immers zou FVD –hoe onterecht ook– haar partij aan de schandpaal nagelen met: „Zie je wel, het partijkartel wil inderdaad zo’n sociaal kredietsysteem.” Voor de motie stemmen –wat GL uiteindelijk deed– is evenmin bevredigend. Dán ga je immers mee in het denken in termen van samenzweringen en in het frame dat zo’n sociaal kredietsysteem inderdaad nabij is. Westerveld zei het niet, maar ook zij had zich dinsdag waarschijnlijk het liefst van stemming onthouden.
Maar dat kan in Den Haag dus niet. En dat is eigenlijk ook wel weer goed. Zou de blancovariant wel bestaan en zou er door fracties royaal gebruik van worden gemaakt, dan zou dat ongetwijfeld het imago van de politiek als een stelletje laffe wegduikers versterken. Nu al klinkt in het land vaak de verzuchting: ze sparen in de Tweede Kamer altijd de kool en de geit, zeggen nooit gewoon ja of nee, draaien er altijd omheen. Bij stemmingen kan dat echter niet. Dan is het: voor of tegen.
Te vaak blanco (kunnen) stemmen roept ook vragen op over de rechtsgeldigheid van besluiten. Want wat zou je aanmoeten met een wet waarbij, zeg, 100 Kamerleden zich van stemming onthouden en die wordt aangenomen met 26 voor en 24 tegen? Is zo’n fundament wel stevig genoeg?
Daarom rest Kamerleden die voor lastige dilemma’s staan en het flauw vinden voor de stemming stilletjes de vergaderzaal te verlaten, weinig anders dan hun toevlucht te nemen tot de oude, vertrouwde stemverklaring. Want zeker, politiek is, als puntje bij paaltje komt, hom of kuit geven. Je stemt voor of tegen een wet. Maar het is ook de nuance zoeken. En aan burgers uitleggen dat je weliswaar voor (of tegen) bent, maar dat je dit besluit dit keer nam na veel wikken en wegen. En dat het kwartje toen net die ene kant op viel.