Professie en confessie bijten elkaar niet
In de theologische wetenschap hanteren velen een boedelscheiding tussen de bijbeluitleg en de dogmatiek. Velen hebben liever de helderheid en directheid van de leer dan de gecompliceerdheid en gelaagdheid van een grote hoeveelheid bijbelse gegevens.
Of, maar dan gaat het een heel andere kant op, men gaat zich beroepen op de bijbelwetenschap om de geloofsleer te ontmantelen. Het veronderstelde pluralisme van de bijbelschrijvers wordt soms gretig binnengehaald om de eigen postmoderne agenda rustig verder in te kunnen vullen en de afkeer van elke vorm van zekerheid te kunnen legitimeren. Kunnen professie en confessie niet anders dan elkaar bijten?
Met deze woorden introduceerde de Apeldoornse oudtestamenticus prof. dr. H. G. L. Peels het symposium ”Over leesgedrag en leergezag”, georganiseerd door de Theologische Universiteit Apeldoorn en de theologische faculteit van de Vrije Universiteit. Gedurende twee dagen bezinnen theologen van zeer diverse snit zich op de thematiek van de kloof tussen bijbelwetenschap en dogmatiek.
De aftrap gaf prof. dr. O. Hofius uit het Duitse Tübingen met het schetsen van de dilemma’s zoals ze er zijns inziens uitzien. Na een pleidooi om de Bijbel serieus te nemen als Woord van God, vervolgde hij met de noodzaak van interne canonkritiek. Paulus’ rechtvaardigingsleer heeft zijns inziens de voorkeur boven die van Matthéüs. „Volgens beiden schenkt God onvoorwaardelijk het heil, maar bij Paulus kun je eventueel ook zonder heiliging behouden worden. Dan sta je voor de vraag welke opvatting je doorgeeft in de verkondiging.”
Vanuit diverse invalshoeken gingen sprekers op de thematiek in. Dr. G. van Ek, universitair docent in Utrecht, behandelde de relatie van bijbelse theologie en systematische theologie. De bijbelse theologie staat tussen de laatste en de exegese in en denkt erover na hoe het geheel constitutief is voor het verstaan van het deel. „Als er bewust of onbewust een discrepantie bestaat tussen de theologische waarheid en de theologische methode, zal er uiteindelijk ook een blijvende spanning bestaan tussen de verschillende disciplines. Heel gemakkelijk zal de inhoud het afleggen tegen de methode. Beide willen op de noemer van het kruis gezet worden. De algemeen-menselijke existentie is die van een kruisvormig bestaan: de dood is het beginpunt van het leven. Elke bijbeltekst moeten we als een kruis- en opstandingsverhaal lezen.”
Dr. J. H. de Wit van de VU, deskundig op het gebied van intercultureel bijbellezen, bepleitte training in de actualisering van de Bijbel. „Er is geen balans tussen spiritualiteit, verbeelding en geloofspraxis aan de ene kant, en logica en rede aan de andere kant. In het Westen hebben bijbellezers grote moeite de tekst te verbinden met het eigen leven.”
Een derde weg tussen historisch en dogmatisch bijbellezen zoekt de Nederlands gereformeerde dr. A. van der Dussen uit Eindhoven. „Uitdagend formuleer ik mijn voorstel tot kruisbestuiving zo: laat de exegese wat dogmatischer worden en de dogmatiek wat historischer. Het lijkt mij bevorderlijk voor de uitleg om de Bijbel vanuit een confessioneel interpretatiekader te benaderen. Wetenschappelijk bezig zijn is paradigma-afhankelijk. Waarom zou het uitgesloten zijn dat het ”gereformeerde interpretatiekader” geschikter is om te komen tot de verklaring van de bijbeltekst dan de puur historisch-kritische of de narratieve leeswijze?”
Dr. A. W. Zwiep, docent aan de Evangelische Theologische Hogeschool en de VU, nam krachtig afstand van zijn verleden, waarin hij de bijbeltekst las „alsof het een snoepautomaat was, waar je naar believen zomaar van alles uit kon halen.” De resultaten van het historisch-kritisch onderzoek zijn door evangelicals zijns inziens in de praktijk weggeharmoniseerd.
Met sympathie schetste hij het nieuwe fenomeen van de ”postconservative evangelicals”, die de postmoderne situatie serieus willen nemen zonder het waardevolle uit de eigen traditie over boord te gooien. Deze beweging heeft onder meer een grotere openheid voor de menselijke kant van de Schrift, de interne diversiteit, een grotere bereidheid om evolutie als complementair interpretatiemodel van het ontstaan van de wereld een plaats te geven en een open godsbeeld, dat Hem ziet als bewogen en bepaald door historische ontwikkelingen.
Zwiep: „Het gaat meer om wat God wil zijn voor ons mensen dan om wie Hij in Zichzelf is, overigens iets wat bijzonder goed aansluit bij het algemeen evangelisch gevoelen.” Het beste model van schriftuitleg is te vergelijken met een goed gesprek tussen vier gesprekspartners: de Schrift, de traditie, de rede en de ervaring. „De postconservative evangelicals sluiten goed aan bij de gigantische verschuivingen die in onze tijd plaatsvinden. Ze golven mee op de cultuur en hebben de wind mee.”
„U hebt de beweging van de postconservative evangelicals geschetst, gelardeerd met zinnen die duidelijk maken dat u er sympathie voor heeft”, reageerde prof. Peels. „Voorzover het een afscheid betreft van het biblicisme, is dat begrijpelijk. Toch wil ik een moment dwars gaan liggen. Het kriebelt bij mij als er zo radicaal afscheid genomen wordt van de oude bijbelgetrouwe theologen. Ziet u niet iets moois en iets goeds bij hen in hun eerbied voor het gezag van de Schrift, in hun respect voor de tittels en jota’s die er in staan, in hun afwijzen van de overheersing van de Schrift door methoden en theorieën? Goed, met hun begrip van foutloosheid zijn ze er zelf een beetje over gaan heersen. Maar dan uit eerbied voor de Schrift. Wat blijft daar van over bij de postconservative evangelicals? Ze zwalken op de golven van het moderne leven.”
Prof. dr. J. W. Maris uitte zich in gelijke geest: „Ik proef meer dat men zich laat drijven door het postmoderne wijsgerig klimaat dan door de Bijbel. Een betere koers is de concentratie op de Schrift.”