Kerk & religie

Over de camping, het ambt en wie er recht van spreken heeft

De kerkdienst verliep zoals dat gaat op een camping. Een beetje rommelig. Wie zich geroepen voelde, mocht spreken. Hoe zat het ook alweer met dat ambt, waar niemand naar vroeg?

Jonge kampeerders vermaken zich bij hun tent op een natuurcamping van Staatsbosbeheer op Terschelling. beeld ANP, Sem van der Wal
Jonge kampeerders vermaken zich bij hun tent op een natuurcamping van Staatsbosbeheer op Terschelling. beeld ANP, Sem van der Wal

Er hing een briefje op het mededelingenbord naast het toiletgebouw. Het was midden in het kampeerseizoen, het campingleven bereikte zijn zomerse hoogtepunt. Er stond een volleybaltoernooi aangekondigd. Voor de sing-in op woensdagavond waren nog muzikanten nodig, en wie wilde, mocht zich opgeven als spreker tijdens de zondagse samenkomst. Hier geen vooraf ingeplande preekbeurten van predikanten dus, maar een informele oproep.

Nu was deze campingsamenkomst op zondagmorgen geen eredienst, niet in formele zin, met ambtsdragers en een strak vastgestelde liturgie. Maar intussen spraken we wel over „de kerkdienst” en zaten we op zondagmorgen om halfelf verwachtingsvol klaar, in openlucht, op onze klapstoelen, samen met een flinke schare afkomstig uit heel kerkelijk Nederland. De meesten in hun beste campingkleren.

We baden. We zongen. Het programma bleef eenvoudig. Een wetslezing of geloofsbelijdenis ontbrak. Toen stapte de spreker van die zondag het geïmproviseerde podium op. Want wie zich geroepen had gevoeld, mocht nu het woord nemen.

Door elkaar gehusseld

We luisterden met aandacht. Met sympathie voor de spreker, al helemaal toen hij zijn Bijbel opensloeg en een Ander liet spreken. Met sympathie ook voor het fenomeen vakantiekerkdienst, die voor de duur van enkele weken door elkaar gehusselde christenheid die elkaar vindt in de slotsom van het Evangelie.

Maar ergens was het toch wat vreemd. Want gewoonlijk hecht je veel waarde aan een goed opgeleide theoloog die zich door God geroepen weet. Deed dat er op de camping dan niet toe? We voelden wel aan dat het niet om het even is wat iemand over de Heere, de eeuwige God, zegt. Sprekers op deze camping waren doorgaans geen predikant, zelfs geen ouderling of catecheet.

Tegelijk: wij kennen evengoed het ambt aller gelovigen. En de Reformatie ontsloot niet voor niets de Bijbel voor huisvrouw en marktkoopman. Waarom vinden de traditionele kerken het predikantsambt zo belangrijk voor de verkondiging?

Hoge taak

Om dat goed te kunnen begrijpen, is het handig om iets van de kerkgeschiedenis te weten. Prof. dr. Herman J. Selderhuis praat mensen graag bij op dit terrein, zowel in zijn functie van hoogleraar kerkgeschiedenis en kerkrecht aan de TUA, als daarbuiten.

17565684.JPG
Prof. dr. H. J. Selderhuis. Beeld RD, Henk Visscher

Hij vertelt hoe in de Rooms-Katholieke Kerk de gemeente via de priester het offer van de gekruisigde Christus opdraagt aan God, met het gebed of Hij in ruil daarvoor genade wil geven. Luther draait de richting echter om. De gemeente gaat niet met Christus naar God, maar God gaat met Christus naar de gemeente. Dat doet Hij via het Woord. En nu komt het: als we daar iemand voor aanwijzen, moet hij wel weten wat hij zegt. Vooral Calvijn, Melanchthon en Bucer onderstreepten dat. Woorden van God spreken is een hoge taak. Daarom moet je ook hoge eisen stellen aan wie ze brengt.

In de campingkerkdienst stuitten we op een verschil tussen protestanten en evangelischen, namelijk in de manier waarop zij naar het ambt kijken. In het algemeen hebben evangelische christenen niet zo veel met het ambt, omdat ze dat associëren met macht, traditionele structuren en hiërarchie. De nadruk ligt op het priesterschap van alle gelovigen en de verschillende taken en gaven in de gemeente. Trouwens, inmiddels gaat dat voor veel protestanten ook op, onder invloed van de evangelische beweging en de cultuur, waarin gezag nu eenmaal geen populair woord meer is. In de voorbije decennia is dat meer dan eens in de christelijke pers vastgesteld. Gezag wordt eerder toegekend op grond van charisma en een gevoelvolle preek dan op grond van iemands ambt.

Eén ambt

En dat ambt aller gelovigen dan? Op dat punt ga ik in de leer bij Luther, zegt ds. J. J. Verhaar, hervormd emeritus predikant uit Krimpen aan den IJssel. Luther kende eigenlijk maar één ambt: dat van het Woord. Alle diensten die er in de kerk verricht worden, staan ten dienste van het Woord. „Het ambt aller gelovigen, vindt Luther, maakt het bijzondere ambt juist noodzakelijk. Alle gelovigen zijn geroepen om het Evangelie te bedienen aan hun naasten, maar om in de gemeente op te staan en het Woord te verkondigen, moet je geroepen zijn.”

Het woord roeping is gevallen, een belangrijk woord. In principe zou iedereen mogen preken, maar niet iedereen heeft het gezag. Daarvoor is een roeping nodig.

„In de gereformeerde traditie gaan we uit van hoe Brakel roeping definieerde”, doceert Selderhuis. „In het kort gaat het om drie dingen: je wilt het, je kunt het en er is een plaats voor jou.”

Het eerste punt, de wens om predikant te worden, komt op tafel tijdens een toelatingsgesprek of -examen voor een theologische opleiding. Een diploma bewijst dat iemand daarvoor de gaven –het tweede punt– heeft gekregen. Of er plaats is, blijkt als er een roeping uit de kerk komt: het derde punt.

17565685.JPG
Ds. J. J. Verhaar. Beeld RD, Henk Visscher

Een persoonlijke roeping ervaren is maar de helft van het verhaal, zegt ook ds. Verhaar. De kerk moet deze roeping erkennen. „Hoe vaak hoor je niet: Ik ben toch door de Heere geroepen? Of: Ik voel mij geroepen om dit of dat werk te doen. Dan is ons antwoord altijd: dat mag wezen, maar ik erken dat niet automatisch. Brakel zei heel nuchter: Je moet omkijken naar jongens die heel bekwaam zijn om anderen te leren. In het orthodoxe deel van de kerk hechten wij daarnaast natuurlijk aan persoonlijk geloof. Godzaligheid, zeiden ze vroeger. Hoe je uit het geloof leeft, hoort daarbij. De moeilijkheid is alleen: hoe beoordelen we dat? Zijn daar objectieve maatstaven voor?”

Schadelijke gevolgen

Een „dubbele roeping” is dus van belang. Een persoonlijke roeping die erkend wordt door de kerk. En een gedegen opleiding als onderdeel van die roeping. Want zo veel is wel duidelijk: in een kerk die in de gereformeerde traditie staat, krijgt niet zomaar iedereen een microfoon in handen geduwd. Om de kansel te kunnen beklimmen, is grondige kennis van de Bijbeltekst (liefst in de grondtalen), van de leer en van de geschiedenis van de kerk nodig. Daarnaast moet iemand een goede preek kunnen houden. Met status of 
hiërarchie heeft dat niets te maken. Het gaat om de kwaliteit van hoe het Woord gebracht wordt.

Niet dat het meteen misgaat als er een keer een leek preekt. En een campingkerkdienst is geen officiële dienst. Op de camping wordt vaak maar wat aangerommeld, tot aan de kerkdienst aan toe. Zelfs met tien discutabele preken valt een gemeente niet om, denkt prof. Selderhuis. Maar een consequent verkeerde uitleg kan op den duur schadelijke gevolgen hebben.

En ds. Verhaar zegt: „Wie de invloed en overdracht van de cultuur niet bestudeert, moet wel het slachtoffer worden van een theologie die niet meer up-to-date is.”

Hbo-theoloog

De vraag wie er in de kerk recht van spreken heeft, is actueel. In de Protestantse Kerk in Nederland onder meer. Mogen kerkelijk werkers, mensen die op hbo-niveau theologie studeerden, het predikantsambt vervullen als de situatie daarom vraagt, bijvoorbeeld op pioniersplekken of in gemeenten die geen geld hebben voor een predikant? Op dit moment gebeurt dat nog bij uitzondering. De regel geldt dat de volle bediening van Woord en sacramenten is voorbehouden aan universitair geschoolde mensen.

Volgens ds. Verhaar vrezen velen dat het niveau van een hbo-opleiding onvoldoende is voor het vervullen van het predikantsambt en dat de prediking daardoor oppervlakkiger wordt. Hij kent natuurlijk ook het vaak gebruikte tegenargument: is de preek van universitair opgeleide predikanten altijd van zo’n hoog niveau?

Begaafde leken

De Krimpense predikant wil niet alle praktische oplossingen rigide afwijzen. Hij kan zich best voorstellen dat pastors in bepaalde situaties een mandaat krijgen om toch voor te gaan op de plaats waar zij goed werk verrichten.

Die opening was er vroeger voor mensen met singuliere gaven, oftewel begaafde leken. Zeker als zich een tekort aan predikanten voordeed, maakten de verschillende kerken binnen de gereformeerde gezindte ruimte voor hulppredikers (binnen de Nederlandse Hervormde Kerk) en oefenaars (zoals bevindelijk gereformeerden ze noemden).

De gereformeerde ambtsvisie is, hoewel streng, dus niet volledig in beton gegoten. Voorop staat voor ds. Verhaar dat de kerk niet inlevert op de eisen die gesteld worden aan dienaren van het Woord, juist omdat roeping en ook opleiding zo essentieel zijn. En een extra categorie creëren, „een half ambt”, naast de bestaande drie ambten van predikant, ouderling en diaken, vindt ds. Verhaar daarom geen goed idee. Beter is het om hbo’ers zo op te leiden dat ze het predikantsambt kunnen vervullen.

Wat daar alles mee te maken heeft, is dat een predikant tijdens de eredienst beurtelings de stem van God en de stem van het volk van God vertolkt. „Dat je Gods stem bent, is in wezen het ambt.”

Een hbo’er is niet een mindere, maar een andere theoloog, zegt prof. Selderhuis. Hij of zij wordt allereerst getraind om te dóén, terwijl een universiteit vooral leert te doordenken. „Omdat beide vaardigheden in de gemeente nodig zijn, is samenwerking tussen beide soorten theologen en dus tussen hbo en universiteit noodzakelijk.”

Struikelblok

Ook in de Christelijke Gereformeerde Kerken krijgt het ambt langzaamaan een andere inkleuring. „De gedachte is”, zegt prof. Selderhuis, „dat als iemand een goed verhaal kan vertellen, hij ook wel een preek kan houden. En ik moet zeggen: mensen die een stichtelijk woord mogen spreken, brengen het Woord soms begrijpelijker dan een predikant of professor. Een academische opleiding kan een struikelblok zijn. Dominees maken er een potje van als ze bij elke tekst dezelfde preek houden, nooit een woord Grieks of Hebreeuws meer lezen en in no time een preek in elkaar flansen, terwijl een predikant daar gemiddeld toch wel tien tot twaalf uur mee bezig is. Maar het principe van de Reformatie is: als iemand kennis heeft van de Bijbelse talen, de leer en de kerkgeschiedenis, en een goede preek kan houden, mag hij voorgaan.”

Het gaat er niet om allerlei blokkades op te werpen voor de preekstoel, aldus de hoogleraar. „Het hoge Woord van God vraagt gewoon om kwaliteit. Vandaar dat er regels zijn voor wie wel en wie niet mag preken, ook buiten de kerkdienst om. Daarom vond de laatste synode van de CGK dat mensen die mogen voorgaan, maar geen TUA-opleiding hebben, er goed aan doen zich te laten bijscholen.”

Preek

Prof. Selderhuis, tevens rector van de TUA, kan zich niet aan de indruk onttrekken dat er nog iets meespeelt als het gaat over de vraag wie er mag preken. Hij vreest dat de preek in het algemeen minder gewaardeerd wordt. „We zien de preek steeds minder als een Woord van de andere kant.” Reden te meer om veel aandacht aan de prediking te besteden, als het aan hem ligt.

„Mijn stelling is: je wordt niet opgeleid om gebakjes te eten bij mensen die zeventig zijn geworden. Calvijn zegt: Als een predikant zijn preek niet goed voorbereid heeft, dan is het het beste dat hij bij het bestijgen van de preekstoel zijn nek breekt.” Onderkoeld: „Bij Calvijn weet je waar je aan toe bent.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer