De lat hoog leggen maakt een akkoord bereiken lastig
Eindelijk, eindelijk heeft politiek Den Haag de schermutselingen over wie met wie wil praten achter zich gelaten. Eindelijk zit er een viertal partijen aan tafel dat stug gaat onderhandelen over een regeerakkoord.
En nu kan het snel gaan ook. Rutte, Kaag, Hoekstra, Segers; ze kennen elkaar immers als hun broekzak. En ze hébben al vier jaar in redelijke harmonie samengewerkt. Daarom zou D66-leider Kaag best gelijk kunnen hebben met haar voorspelling dat er vóór Sinterklaas een akkoord ligt.
Toch? Nou, vergeet het maar. Deze formatie is beslist géén eitje. Waar het in een huwelijk gewoonlijk zo is dat naarmate de echtverbintenis langer duurt, de band tussen man en vrouw hechter en inniger wordt, gaat het in de politiek vaak omgekeerd. Nederlandse coalities die na verkiezingen in precies dezelfde samenstelling doorgingen, waren haast altijd minder krachtig, minder stabiel en minder duurzaam.
CDA en VVD ging na de stembusgang van 1986 opnieuw met elkaar in zee. Maar de verhoudingen in Lubbers II waren stroever en de coalitie kwam na drie jaar voortijdig ten val. Op het kabinet-De Quay (KVP, ARP, CHU en VVD) volgde in 1963 het kabinet-Marijnen, in exact dezelfde samenstelling. Het eerste zat de rit uit; het tweede legde na twee jaar het loodje. En waar Drees II na vier jaar in 1956 gewoon de eindstreep haalde, moest Drees III, eveneens bestaande uit PvdA, KVP, ARP en CHU, na twee jaar de handdoek in de ring gooien.
Of het een eventueel Rutte IV ook zo zal vergaan? In elk geval zal de formatie van dit kabinet niet van een leien dakje gaan. Niet alleen omdat tussen sommige partijen op bepaalde thema’s een diepe kloof gaapt –zoals tussen D66 en ChristenUnie op medisch-ethisch gebied–, maar ook omdat enkele partijen de lat opvallend hoog hebben gelegd. Dat helpt bepaald niet mee.
Zo zei CU-voorman Segers eind 2020 op een partijcongres dat „de prijs” die hij zou vragen voor mogelijke nieuwe regeringsdeelname „hoger” zou worden. Zo’n uitspraak schept richting de eigen achterban hoge verwachtingen.
Iets dergelijks deed D66-leider Kaag ruim een week geleden, op het moment dat haar partij de blokkade ophief om te gaan onderhandelen met VVD, CDA én ChristenUnie. Ook zij maakte het zichzelf niet makkelijk. D66 stapt alleen het kabinet in als „Nederland klimaatkoploper wordt in Europa”, deze coalitie „de grootste structurele investering in het onderwijs ooit” doet en Nederland „mede aan het stuur gaat zitten in Europa”, aldus Kaag. „We doen het goed of we doen het niet.”
Prachtig. Maar als politici zóveel ambitie uitstralen en hun doelen zo hoog neerzetten, maakt dat de weg naar overeenstemming met andere partijen natuurlijk niet eenvoudig.
Toch is de conclusie dat deze coalitie het hem dus niet gaat worden net weer iets te snel getrokken. Er is namelijk nog een uitweg, te weten als D66 en ChristenUnie precies op die terreinen waarop ze het grotendeels eens zijn –klimaat, asielbeleid, kwaliteit van het onderwijs– bij de onderhandelingen veel binnenhalen. En op andere terreinen genoegen nemen met minder, of zelfs met stilstand.
In dat geval kunnen beide partijen hun achterban met een rechte rug onder ogen komen. Zo van: „Inderdaad, partijgenoten, we hebben zeer hoog ingezet. Maar we hebben (op enkele terreinen) gelukkig ook veel bereikt.”