Deal over schuldenplafond VS zet beurzen New York hoger
De aandelenbeurzen in New York zijn donderdag met aardige koerswinsten geëindigd. De stemming onder beleggers op Wall Street kreeg steun door de deal die de Republikeinen en Democraten in de Senaat hebben gesloten over een verhoging van het schuldenplafond van de Amerikaanse overheid tot in december. Verder nam het aantal nieuwe werkloosheidsuitkeringen in de Verenigde Staten minder sterk toe dan verwacht.
De leidende Dow-Jonesindex sloot 1 procent hoger op 34.754,94 punten. De breed samengestelde S&P 500 steeg 0,8 procent tot 4399,76 punten en de technologiegraadmeter Nasdaq ging 1,1 procent vooruit tot 14.654,02 punten.
Zwaarwegende techaandelen als Apple, Amazon, Microsoft en Google-moeder Alphabet stegen tot 1,2 procent. Twitter stond in de belangstelling met een plus van 4,4 procent. Het socialmediabedrijf maakte bekend zijn advertentiedivisie MoPub te verkopen. Voor het onderdeel werd in 2013 naar verluidt zo’n 350 miljoen dollar betaald. Nu ontvangt Twitter een bedrag van dik 1 miljard dollar.
Jeansproducent Levi Strauss won 8,5 procent na kwartaalcijfers die erg goed vielen bij beleggers. Verder was er aandacht voor farmaceut Pfizer (plus 1,7 procent) die de Amerikaanse geneesmiddelenautoriteiten om goedkeuring heeft gevraagd voor het vaccineren van kinderen vanaf vijf jaar tegen het coronavirus.
Andere winnaars op Wall Street waren onder meer autoconcern General Motors (GM) met een plus van 4,7 procent. Branchegenoot Ford Motor werd 5,5 procent hoger gezet. Mijnbouwer Freeport-McMoRan boekte een winst van meer dan 8 procent.
Daarnaast waren beleggers in afwachting van het belangrijke banenrapport van de Amerikaanse overheid op vrijdag. Uit de arbeidsmarktcijfers wordt mogelijk meer duidelijk over de staat van de economie. Bij een meevallend banenrapport neemt de kans toe dat de Federal Reserve zijn steunprogramma’s voor de economie sneller gaat afbouwen.
De euro was 1,1551 dollar waard, tegen 1,1565 dollar bij het slot van de beurshandel in Europa. Een vat Amerikaanse olie kostte 1,8 procent meer op 78,79 dollar. Brentolie werd 1,7 procent duurder op 82,42 dollar per vat.