Niet alleen drugsoverlast bestrijden
Geen drugs op straat toestaan, stelden mr. A. Rouvoet en L. Scheijgrond op 6 november op deze pagina. H. D. Vierbergen
vindt dat de twee niet ver genoeg gaan. Het Nederlandse gedoogbeleid moet onder kritiek gesteld worden, zodat de overheid het drugsprobleem bij de wortel zal aanpakken. Het artikel van Rouvoet en Scheijgrond gaat in op het probleem van drugsgebruik in het openbaar. Steeds vaker worden we in Nederland ermee geconfronteerd dat mensen openlijk drugs gebruiken, omdat het langzamerhand normaler is geworden. Terecht zien de schrijvers dit als een probleem, temeer daar men door de aanzuigende werking van het gebruik in het openbaar op steeds jongere leeftijd ermee begint, met als gevolg een toenemend risico van ernstige verslavingsproblemen.
Het is dan ook in hen te prijzen dat ze willen komen tot een aanpak van het gebruik op straat door de vervolgingsrichtlijnen van het openbaar ministerie aan te scherpen. Drugsgebruik in de publieke ruimte moet verboden worden. Deze ruimte wordt omschreven als „plekken waar gemakkelijk overlast zou kunnen optreden”, met name dus waar veel mensen samenkomen. Verder moet het voor minderjarigen helemaal verboden worden. De motivatie van de schrijvers is tweeledig: het bestrijden van uitwassen en de bescherming van minderjarigen, die „niet altijd de gevolgen van het drugsgebruik kunnen overzien.”
Gedogen
Hoewel je natuurlijk altijd blij mag zijn als er een stap in de goede richting wordt gezet, moet me van het hart dat de voorgestelde aanpak wel erg voorzichtig is. Zo worden vooral de symptomen bestreden en blijft de wortel van het kwaad, het Nederlandse gedoogbeleid, in stand. En juist dat maakt alles voor de burger zo onduidelijk. Hoe valt het immers uit te leggen dat je wel drugs mag gebruiken, maar niet in het openbaar, zoals bij sigaretten? Dat je wel drugs in coffeeshops mag kopen en verkopen, maar dat ze niet in significante hoeveelheden geteeld mogen worden in de beruchte hennepplantages?
Vanwege het gedoogbeleid zien veel mensen er het kwaad niet meer van in om waar dan ook een stickie te roken of door de verkoop van grondstoffen en drugs een niet onaardige bijverdienste te hebben. Het zal dan ook een onuitroeibaar kwaad blijken te zijn, wanneer niet ten principale het gedoogbeleid onder kritiek komt.
De bestrijding van het symptoom van het kwaad, de overlast, zien we de laatste tijd op meer terreinen. Onze overheid werkt er op die manier aan mee om de samenleving nog enigszins leefbaar te houden.
Om enkele voorbeelden te noemen: we zien de tendens dat bordelen steeds meer naar bedrijventerreinen worden verplaatst omdat buurtbewoners klagen over de aantasting van hun woongenot. Dit speelde onlangs nog in Arnhem en Rotterdam.
Zo wil de overheid ook de coffeeshops wel gedogen, maar ze mogen geen overlast veroorzaken en bijvoorbeeld ook niet te dicht bij scholen worden gevestigd. Ook is uitgaan tot in de kleine uurtjes en drinken zo veel men wil geen probleem, maar overlast in de vorm van vechtpartijen en vandalisme wordt niet getolereerd.
Kort samengevat komt het erop neer dat een mens zich helemaal moet kunnen uitleven en ook zijn eigen leven mag verwoesten, zolang hij of zij een ander maar geen schade berokkent. In de Bijbel wordt een dergelijke levenshouding scherp veroordeeld. Denk bijvoorbeeld aan de woorden van Kaïn: „Ben ik mijns broeders hoeder?”
Totale oorlog
Een goede bestrijding van het verwoestende drugsgebruik moet dan ook uitgaan van het concept van de totale oorlog. Het kwaad moet met wortel en tak worden uitgeroeid en dan moet allereerst het gedoogbeleid worden ontmaskerd. Als we met elkaar vaststellen dat drugs mensenlevens aantasten en verwoesten, moeten we geen halve maatregelen nemen.
De politiek moet voor de keus gesteld worden: of doorgaan met gedogen en dan accepteren dat we met de groeiende overlast moeten leren leven of consequent het gedoogbeleid ontmantelen en zo ervoor zorgen dat de verderfelijkheid van drugsgebruik en -handel bij iedereen tussen de oren zit. Met name de belichaming van het Nederlandse gedoogbeleid, de coffeeshop, dient te worden aangepakt. Zolang deze in stand blijft, is aan geen enkele gebruiker of wietteler uit te leggen dat drugsgebruik maatschappelijk onaanvaardbaar is. Eigenlijk is de coffeeshop de ultieme vorm van liberaal denken. Mensen die hun leven willen verwoesten, moeten dat zelf maar weten; de overheid zorgt er dan door gecontroleerde coffeeshops alleen nog voor dat het op een nette manier gebeurt.
Grondiger
De geachte scribenten roep ik dan ook op om het gedoogbeleid een stuk grondiger ter discussie te stellen dan nu wordt voorgesteld. Met name trof mij in hun bijdrage de impliciete erkenning van het fenomeen coffeeshop. Is hier sprake van voortschrijdend inzicht of meent men dit noodgedwongen toch maar te moeten accepteren? Vindt de ChristenUnie het nu, in tegenstelling tot het vroegere standpunt van RPF en GPV, wel tolerabel dat mensen drugs gebruiken in coffeeshops, in andere besloten gelegenheden of thuis?
Zonde is zonde, of het nu in het openbaar gebeurt of in het verborgen. Daarom, laten de christelijke partijen zich consequent tot het uiterste verzetten tegen het liberale denken. Alleen dan is er verandering mogelijk en kan de jeugd weer toekomst geboden worden, zonder blootgesteld te worden aan de verleiding van ”wettig drugsgebruik”.
De auteur was in het nabije verleden actief als bestuurslid van de kiesvereniging van de SGP in zijn woonplaats. Ook was hij een aantal jaren jeugdouderling.