Leven brengen
Ezechiël 37:13
„En gij zult weten, dat Ik de Heere ben, als Ik uw graven zal hebben geopend, en als Ik u uit uw graven zal hebben doen opkomen, o Mijn volk!”
God laat de wereld zien dat bij Hem geen aanneming des persoons is. Indien Zijn eigen volk Hem tart, worden zij om hun ongerechtigheid vernederd. „Hij geeft Zijn kracht in ballingschap, en Zijn heerlijkheid in de handen der vijanden.” Hij laat „het oordeel beginnen bij het huis Gods” (1 Petrus 4:17). Hij zendt Zijn volk naar Babel en daar laat Hij ze liggen, totdat zij dorre beenderen in de vallei worden. God is een rechtvaardig God, en antwoordt Zijn volk door vreselijke dingen, in gerechtigheid. En ofschoon Hij hun zonden vergeeft, toch neemt Hij wraak op hun afhoereren. Zijn trouw wordt hierdoor grotelijks verheerlijkt.
God heeft Zijn volk beloften toegezegd, die hun hoop en verlichting schenken in elke omstandigheid. En dat moet de steun en stut zijn van hun geloof, zodat –wat ook hun toestand is– zij toch een zeker houvast aan God kunnen hebben, en een aanmoediging om op Hem te vertrouwen. En er is geen steun dan in een belofte. God laat Zijn volk menigmaal tot een zeer lage staat komen, opdat Zijn trouw aan Zijn belofte verheerlijkt kan worden.
Dit geeft ook veel aanleiding om Zijn soevereiniteit te verheerlijken. Geen werk verheerlijkt God zozeer als hetgeen niemand dan Hij doen kan. Velen kunnen gebroken benen zetten, maar niemand kan leven brengen in dorre en dode beenderen zoals Hij.
Matthew Meade, predikant te Stepney
(”Nieuw leven in de doodsbeenderen”, 1710)