Verdachte van gewapende overval op Fred van Leer blijft ontkennen
De 23-jarige Amsterdammer Oualid S. blijft ontkennen dat hij betrokken was bij de gewapende overval op stylist Fred van Leer in november vorig jaar. „Ik heb het niet gedaan”, zei hij woensdag bij aanvang van zijn strafproces in de rechtbank in Rotterdam.
Het Openbaar Ministerie verdenkt S. van een poging tot afpersing met geweld, bedreiging met een vuurwapen, bedreiging van de chauffeur van Van Leer, heling en vuurwapenbezit.
„Het klopt niet. Ik ben niet in Rotterdam geweest”, zei S. „Dat ik hier nog steeds zit, vind ik heel erg. Ik heb het echt niet gedaan.” Op vragen van de rechter wie de gewapende overval dan wel heeft gepleegd, antwoordde S. op emotionele toon: „Dat kan ik u niet vertellen. Ik ben heel erg bang, dan word ik gewoon gepakt, 100 procent. Dat wil ik gewoon niet.”
Van Leer kreeg op 18 november 2020 twee mannen gekleed in een uniform van PostNL aan de deur. De stylist deed de deur open en liep de twee in het trappenhuis tegemoet. Zodra hij zag dat een van hen een synthetische pruik droeg, rook hij onraad. Van Leer schopte de voorste man van de trap, waarna hij door een van de verdachten werd bedreigd met een vuurwapen. De stylist liep bij de overval een gebroken en een gekneusde rib op.
S. werd enkele weken na de overval gearresteerd. Naar de tweede verdachte is de politie nog steeds op zoek. De officier van justitie zei dat DNA van deze tweede verdachte is gevonden op een petje. Zijn naam is bekend, maar hij is voortvluchtig.
De overvallers lieten een doorgeladen pistool op de trap liggen, evenals een schoen, een sleutel van een gestolen scooter en een afgebroken brillenpootje. Buiten lag nog een petje en stond de scooter geparkeerd.
Volgens het OM is het DNA van S. gevonden op een achtergebleven schoen en de scooter waarmee de verdachten naar het huis van Van Leer reden. S. vertelde de rechter dat hij en zijn vriendengroep regelmatig kleding en schoenen uitwisselen. En mogelijk heeft hij eens op de scooter gezeten tijdens het ‘chillen’. Dat er twee DNA-sporen naar S. wijzen, noemt de verdachte ernstig. „Dat is heel jammer. Ik voel me een beetje gebruikt. De mogelijke verklaring van de DNA-sporen is dat ik waarschijnlijk degene ken die daar is geweest.”
S. heeft naar eigen zeggen geen moeite gedaan zelf uit te zoeken wie de echte dader zou kunnen zijn. Hij heeft zijn vermoedens. „Ik wil niets meer met die mensen te maken hebben.”
De officier van justitie komt kort na het middaguur met haar strafeis.