Advocaat verdachte oorlogsmisdrijven: strafproces kan niet
De van oorlogsmisdrijven verdachte Afghaan Abdul R. (75) kan en mag volgens zijn advocaat niet worden berecht in Nederland. Dat zei de raadsvrouw maandag voor de Haagse rechtbank. De verdediging vroeg de rechters het Openbaar Ministerie (OM) niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging van de Limburger.
In de Pul-e-Charki gevangenis in Afghanistan werden onder het communistisch bewind in de jaren tachtig slachtoffers onterecht vastgehouden en onmenselijk behandeld. Bewakers sloegen, schopten, martelden en executeerden gevangenen. Tijdens eerdere strafzaken tegen Afghanen die zich schuldig maakten aan marteling of moord dook meermaals de naam op van Abdul Razaq A. Hij zou destijds commandant en hoofd politieke zaken van de gevangenis zijn geweest.
Speurwerk van rechercheurs leidde begin 2020 naar Kerkrade, waar A. onder de naam Abdul R. een nieuw bestaan zou hebben opgebouwd. Hij was in 2001 Nederland binnengekomen en had de Nederlandse nationaliteit gekregen. Na zijn arrestatie hield R. „met klem” vol dat er sprake was van een persoonsverwisseling en hij onschuldig is.
Zijn advocaat herhaalde dat standpunt maandag, maar betoogde bovenal dat R. sowieso niet mag worden berecht in Nederland. Volgens de raadsvrouw was er in de jaren tachtig in Afghanistan geen sprake van een internationaal gewapend conflict, maar een interne strijd tussen het bewind en opstandelingen. Evenmin waren er Nederlandse slachtoffers, waarmee het internationaal recht van toepassing was, zo stelde ze.
Verder claimde de advocaat dat vervolging van R. in strijd is met het legaliteitsbeginsel. Dat verbiedt de overheid om nieuwe wetten met terugwerkende kracht toe te passen. Volgens de raadsvrouw bestond in de ten laste gelegde periode 1983-1990 nog niet de wetgeving waarmee Nederland nu soortgelijke verdachten kan vervolgen. „De feiten die mijn cliënt in de jaren tachtig worden verweten, waren destijds niet strafbaar. Zeker niet als oorlogsmisdrijven.”
Tot slot wees de advocaat er ook op dat een gevangeniscommandant „ondergeschikt” was aan het ministerie van Staatsveiligheid in Afghanistan en „niets te maken had” met besluiten om gevangenen vrij te laten.
De rechtszaak wordt 28 oktober hervat. R. blijft in de cel. In Denemarken en Canada worden komende maanden slachtoffers en een oud-rechter ondervraagd.