Jubilerende CSFR bezint zich op geloof en werk tijdens Lustrumdag
Geloof, werk en de toekomst van het liberalisme. Deze drie onderwerpen pakte de reformatorische studentenvereniging CSFR zaterdag bij de kop tijdens de Lustrumdag in Het Kruispunt in Amersfoort-Vathorst.
Met het zeventig-jarig bestaan heeft de vereniging nu de leeftijd van de „zeer sterken” bereikt, zo trapte dagvoorzitter en RD-redacteur Addy de Jong de bijeenkomst af. „De mensen die nu lid zijn, zijn letterlijk of figuurlijk de kleinkinderen van de oprichters.”
Van die eerste lichting CSFR-leden was deze Lustrumdag niemand meer aanwezig. Bertus Fortuin was met zijn 76 jaar een van de oudsten. De kwieke zeventiger was van 1963-1971 actief lid van het Delftse dispuut Johannes Calvijn. Hij bezoekt het lustrum vanwege een „brede belangstelling.” Lezingen spreken hem aan, omdat hij tussen de regels door dan meer meekrijgt dan wanneer hij een publicatie over hetzelfde onderwerp zou lezen. „Een mens communiceert altijd meer dan wat hij zegt of schrijft.”
Dat geldt zeker voor Isabella Wijnberg, die het spits afbijt in het morgenprogramma. Alleen haar leven fascineert al: ze combineert een bestaan als toegewijd zuster bij gemeenschap ”Emmanuel” –„een soort non” zegt ze zelf– met een baan als advocaat op de Zuidas. Dat lijkt te wringen, en soms doet dat het ook, geeft Wijnberg aan. Ze vindt haar houvast in een aantal christelijke beginselen: onder meer een juist gebruik van goederen met daarbij een voorkeurskeuze voor de armen.
Voor de studenten onder haar gehoor is dat punt wellicht nog wat ver weg, erkent Wijnberg bij een slide waarop een aantal jaarsalarissen te zien zijn. „Toch is het nu al goed om na te denken over het geld dat je straks gaat verdienen. Je hart kan zich daaraan hechten. Door er nu over na te denken, kun je je hart beschermen.”
Trui
Zelf verdient ze ook erg goed bij het advocatenkantoor. Dat vindt ze weleens lastig. Haar oplossing: veel weggeven. „Mensen moeten soms zelfs tegen me zeggen dat ik niet alles weg moet geven”, lacht ze. „Dat ik ook wat moet overhouden voor een buffer.”
Voor mensen die merken dat ze aan bezit hechten, heeft Wijnberg een praktische tip: probeer iets waar je aan gehecht bent, weg te geven. „Dat kan ook een pen zijn, of een trui. Daarmee creëer je ruimte in je hart voor God. Een voorwerp mag niet de plek in je hart innemen die aan God toebehoort.”
De aanwezigen –ruim honderd– krijgen het schaamrood op de kaken bij de vraag wie er minstens een halfuur aaneengesloten stille tijd op een dag houdt. Niemand steekt zijn hand op. „Neem die tijd”, raadt Wijnberg aan, die zelf dagelijks in de woongemeenschap een uur de tijd heeft voor stil gebed. Of het non-zijn haar helpt bij de geestelijke invulling van haar dag, wil een van de aanwezigen weten. „Absoluut”, reageert Wijnberg. „Een christen alleen is een christen in doodsgevaar.”
Over het aantal uren dat een student zou moeten studeren, ontstaat even wat discussie met de zaal. Wijnberg stelt dat dit, net als bij een parttime baan, wel 32 uur kan zijn. „Studie moet je prioriteit hebben.” Een student reageert dat de studententijd juist een periode is je te ontwikkelen. „Maar niet aan de studie gelinkt.” Een ander drukt zich nog sterker uit. „In mijn bestuursjaar heb ik veel meer geleerd dan in mijn studie.” Hanna Kaars, huidige praeses (voorzitter) van de CSFR, meent dat hard werken later nog wel kan. „Juist in deze vijf jaar kun je andere dingen doen, bijvoorbeeld vrijwilligerswerk.”
Schokkend
Qua studie-uren was het vroeger wel anders, zegt oud-lid Fortuin na de lezing. „Zeker op de technische opleidingen, waar ik er een van deed, was je veel met je studie bezig. Dat de studietijd nu beneden de 32 uur ligt, vind ik ongehoord.”
Cornelie (21), vierdejaarslid bij Panoplia, het Leidse dispuut van de CSFR, is door de woorden van Wijnberg aan het denken gezet. „Schokkend dat niemand minstens een halfuur tijd met God doorbrengt.” De studente, broodje in de hand, gaat proberen meer stille tijd in te bouwen. „Maar dat is soms best lastig.”
In het middagprogramma neemt staatsrechtdeskundige Hans-Martien ten Napel de club (oud-)leden mee naar artikel 23 van de Grondwet. In de ontwikkelingen rond dat artikel –onder meer de aanscherping van de burgerschapsopdracht en de discussie rond het toelatingsbeleid van scholen– is volgens Ten Napel te zien dat het liberalisme doorslaat. Hij citeert uit een column van Gert-Jan Segers, die recent in het Nederlands Dagblad verscheen. Volgens de ChristenUnie-leider heerst onder liberalen de visie dat „iedereen moet denken en doen zoals zij, verlichte liberalen.”
Het huidige liberalisme vertoont steeds meer trekken van het communisme, signaleert Ten Napel in navolging van de Poolse filosoof Legutko. Beide stromingen zijn ideologieën en er als gevolg daarvan op gericht om de werkelijkheid om te vormen. Bovendien is de liberale visie steeds dwingender: wie niet mee wil gaan, wordt beschouwd als vijand en desnoods gedwongen om vrij te zijn.
Volgens Ten Napel heeft het liberalisme dat uitgaat van de mens als autonoom liberaal wezen geen toekomst. „Wij zijn niet individueel autonoom. Ik kan bijvoorbeeld niet zomaar weglopen vanaf dit katheder.” De enige uitweg die de universitair docent ziet, is het postliberalisme. „In Segers’ woorden: Liberaler worden dan de huidige liberaal.”
Bron
Ook na 70 jaar heeft de CSFR zijn waarde niet verloren, vindt oud-lid Oskam (63), die nog even napraat. „De tijden zijn nu anders, maar nog steeds moeten we teruggrijpen op de bron.” Oskam, die zelf van 1976 tot 1981 lid was bij de Amsterdamse afdeling van de CSFR, denkt dat de vereniging een vormende en beschermende rol heeft. „Vroeger nog meer dan nu. De wereld komt nu intensiever op de studenten af. Maar vormen doet de CSFR nog steeds. Nog meer dan de universiteit.”