Binnenland

„Mensen mogen weten waar je staat”

Al zijn collega’s weten dat hij christen is. Toch loopt dr. Jan P. van den Brink (44), manager bij Philips, op de werkvloer niet te preken. „Als zich een gelegenheid voordoet, zeg ik iets over mijn levensovertuiging. Bovendien heb ik altijd vastgehouden aan de gewoonte te bidden voor het eten. Dat valt op”, aldus Van den Brink, vader van vijf kinderen en ouderling in de gereformeerde gemeente van Eindhoven.

24 November 2004 11:41Gewijzigd op 14 November 2020 01:55
EINDHOVEN – Dr. J. P. van den Brink: „In de eerste plaats ben ik vakman, maar mijn waarden en normen blijken uiteraard uit de manier waarop ik denk en leef.” Foto Bert Jansen
EINDHOVEN – Dr. J. P. van den Brink: „In de eerste plaats ben ik vakman, maar mijn waarden en normen blijken uiteraard uit de manier waarop ik denk en leef.” Foto Bert Jansen

„Veertien jaar geleden trad ik in dienst bij Philips Research. Na negen jaar maakte ik de overstap naar het Optical Disc Technology Centre (ODTC), een ontwikkelingscentrum voor apparatuur die te maken heeft met cd’s, dvd’s enzovoorts. Wij worden geacht op dat gebied wereldwijd voorop te lopen. Het ODTC bestaat uit drie afdelingen. Voor een van die units, waar twintig mensen werken, ben ik verantwoordelijk. Ik heb niet de arrogantie dat ik een betere baas zou zijn omdat ik christen ben. In de eerste plaats ben ik vakman, maar mijn waarden en normen blijken uiteraard uit de manier waarop ik denk en leef.

Toen ik hier als afdelingsbaas kwam, hing er in de werkplaats een aantal onwelvoeglijke posters. Twee mensen hadden een klok met op de achtergrond een bloot bovenlijf van een vrouw. Ik heb hen gevraagd of ze daar echt aan gehecht waren. Dat was niet het geval, zeiden die mannen, die beiden getrouwd waren. Daarop zei ik: Dan kunnen ze wel weg. Sindsdien zijn dergelijke afbeeldingen hier niet meer te vinden. Later bleek dat de vorige baas er ook niet enthousiast over was, maar hij had er nooit iets van gezegd. Dat is blijkbaar ”not done” in onze samenleving.

Vanaf het begin heb ik er geen onduidelijkheid over laten bestaan dat ik christen ben. Toen ik veertien jaar geleden bij Philips solliciteerde, heb ik het punt van zondagsarbeid aan de orde gesteld. Ik heb gezegd dat ik bereid ben over te werken, ook op zaterdag, maar dat de zondag voor mij buiten schot blijft. Tenzij er sprake is van een ramp. Op mijn huidige afdeling wordt niet op zondag gewerkt. Er gaan wel eens stemmen op om over te stappen op een vijfploegendienst die de hele week doorgaat. Dat probeer ik met zakelijke argumenten en op sociale gronden tegen te gaan. Ik wil niet op een afdeling werken waar de zondag een normale productiedag is.

Het is geen probleem om daar eerlijk voor uit te komen, al voel ik zelf wel eens aarzeling. Belangrijk is de manier waarop je zaken ter sprake brengt. Je roept weerstand op als je het gevoel geeft dat je meer of beter bent dan anderen. Dat probeer ik te vermijden. Maar mensen mogen wel weten waar je staat. Toen ik op mijn huidige afdeling kwam, heb ik bij de eerste kennismaking gezegd dat er voor mij meer is dan werk. En bidden voor het eten is iets wat zichtbaar is. In een kleine, gesloten groep vraag ik wel eens om stilte. Meestal doe ik dat niet, omdat het daarvoor te rommelig is.

Als er aanknopingspunten zijn om iets te zeggen over mijn levensovertuiging, probeer ik dat te doen. Pas had ik een gesprek waarin het ging over verkoopmethoden. Iemand vertelde een verhaal over een stotteraar die Bijbels verkocht. Daar haak ik dan op in: Heb jíj een Bijbel? We moeten ons als reformatorische christenen niet in een hoekje laten drukken, maar er gewoon zijn op de plaats waar de Heere ons stelt. Soms geeft Hij dan een bijzondere opening om iets te zeggen over hoe je tegen het leven aankijkt.

Een enkele keer komt daarbij de kern van het Evangelie ter sprake. Ik had een keer in de kantine een gesprek met iemand die nogal afgaf op de kerk, met name de Rooms-Katholieke Kerk, die volgens hem zonden verdoezelt. Die man zei dat de Bijbel dat ook doet. Op dat moment heb ik mijn Bijbeltje uit m’n tas gepakt en gezegd: Met de paus heb ik niet zo veel, maar met de Bijbel wel. Ik wees op de geschiedenis van Juda en Thamar om te laten zien dat de Bijbel zonden niet verdoezelt én om te laten zien dat God Zijn weg met zondige mensen gaat.

Het komt ook voor dat je iets meemaakt dat je pijn doet, maar dat het niet verstandig is daarop te reageren. We zitten hier in het zuiden van het land. Zuiderlingen vloeken veel meer dan noorderlingen. Een enkele keer zeg ik daar iets van, maar veel meer wordt door je eigen taalgebruik duidelijk dat je er niet van gediend bent. Je hebt hier ook veel te maken met roomse mensen die hun eigen manier van praten hebben. Pas hoorde ik in het voorbijgaan dat iemand een collega een kauwgumpje gaf en erbij zei: Dit is het lichaam van Christus. Op dat moment was de situatie niet zo dat ik er iets van kon zeggen. Maar het sneed me door de ziel, juist in een week van voorbereiding op het heilig avondmaal.

Je kunt niet te pas en te onpas getuigen, maar je moet wel herkenbaar zijn als christen. Als je de geschiedenis van Jozef leest, gaat het er niet om dat zijn gedrag zo veel indruk maakte. Er staat: De Heere was met Jozef. Dat werd opgemerkt. Je kunt alleen staande blijven als je je waardigheid, je menszijn en je levensdoel niet aan jezelf ontleent, maar aan de Ander. Het gaat erom: Mag je net als Jozef weten dat de Heere met je is?”

Christenen moeten uit hun schuilhoeken komen. Die oproep klonk vorige week in deze krant, in het kader van artikelen over tolerantie. Deze week vertellen christenen over hun staan in de maatschappij. Donderdag deel 3.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer