Oranjerevolutie geen Rozenrevolutie
Het was maandag precies een jaar geleden dat tienduizenden mensen in de Georgische hoofdstad Tbilisi het parlementsgebouw bestormden en de toenmalige president, Eduard Sjevardnadze, dwongen zijn ambt neer te leggen. Aanleiding voor de Rozenrevolutie waren de parlementsverkiezingen die drie weken daarvoor hadden plaatsgevonden en waarbij op grote schaal was gefraudeerd.Het scenario van Georgië -naast dat van Servië, waar in oktober 2000 president Slobodan Milosevic werd gedwongen op te stappen- staat dezer dagen weer volop in de belangstelling, nu in Oekraïne zich eenzelfde tafereel lijkt te voltrekken. Sinds afgelopen maandag houden tienduizenden in oranje gestoken Oekraïners op het centrale plein van Kiev de wacht om de verkiezingsoverwinning op te eisen voor Viktor Joesjtsjenko, de presidentskandidaat van de oppositie.
De eis van de betogers is begrijpelijk. Met name aan de verklaring van verkiezingswaarnemers van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) moet de nodige waarde worden gehecht. Daarin staat dat in de tweede ronde van de presidentsverkiezingen aan „een aanzienlijk aantal internationale verplichtingen voor democratische verkiezingen” niet is voldaan. Al in de eerste ronde maakte de OVSE melding van onregelmatigheden.
Een opkomst van 96 procent in het oostelijke industriegebied Donbas doet sterk denken aan Sovjettijden. Berichten dat in sommige districten meer mensen hebben gestemd dan er geregistreerd stonden, doen evenmin weinig goeds omtrent een eerlijk verloop van de stembusgang vermoeden. De grote vraag is echter of deze feiten, die een grote overeenkomst vertonen met de gebeurtenissen van een jaar geleden in Georgië, ook in Oekraïne zullen leiden tot een vreedzaam vertrek van Viktor Janoekovitsj, de kroonprins van scheidend president Leonid Koetsjma.
Die vraag laat zich niet zomaar met ja beantwoorden. In tegenstelling tot destijds Sjevardnadze, beschikt Janoekovitsj wel degelijk over de steun van een groot deel van de bevolking, die overigens vele malen groter is dan die van Georgië. Dwars door Kiev loopt een scheidslijn die het land in tweeën verdeelt. In het oosten is de bevolking nog altijd sterk op Rusland georiënteerd, wat de keuze voor de pro-Russische Janoekovitsj verklaart. In het westen richten de Oekraïners hun vizier meer op Europa en de Verenigde Staten en dus op de ’westerse’ Joesjtsjenko. Van eensgezindheid onder de 48 miljoen Oekraïners is geen enkele sprake. Het verschil tussen Georgië en Oekraïne is het onderscheid tussen een revolutie en een potentiële burgeroorlog.
Verder heeft het zittende regime al vaker massale protesten overleefd. In 2001 en 2002 schuwden tienduizenden demonstranten -onder de leuze ”Oekraïne zonder Koetsjma”- de confrontatie met de oproerpolitie niet. Het verzet bloedde echter langzaam dood. Eerder deze week lieten de veiligheidsdiensten al weten „iedere inbreuk op de constitutionele orde snel en krachtig” te zullen onderdrukken.
Anders dan in Georgië is ook de opstelling van Rusland, dat zich al in de campagne openlijk aan de zijde van Janoekovitsj schaarde. Een jaar geleden bemiddelde Moskou nog in de aftocht van Sjevardnadze, maar dat zal het ditmaal beslist niet doen. Daarvoor is ”Klein Rusland” te belangrijk in de ogen van het Kremlin.
Aangezien de Europese Unie te druk is met de kwestie Turkije om zich intensief met Oekraïne te bemoeien en de Verenigde Staten geen zin hebben om de Russische president Poetin -een belangrijke bondgenoot in de strijd tegen het internationaal terrorisme- al te zeer voor het hoofd te stoten, zal de Oranjerevolutie naar alle waarschijnlijkheid kleurloos of mogelijk bloedrood eindigen.