Van luchtvaartcatering in Australië naar een molen in Oldebroek
De gepensioneerde Wim Timmerman (66) werkte in een Utrechts ziekenhuis, op Schiphol en in Australië. Nu maalt hij graan, op molen De Hoop in Oldebroek. Het bouwwerk is een van de 3668 monumenten die zaterdag meedoen aan de Open Monumentendag.
Het waait nauwelijks deze dinsdagochtend. Toch zijn Timmerman en zijn kompaan, Keimpe de Haan, bezig hun molen in te spannen. „We draaien vandaag voor de toeristen, of zoals molenaars dat zeggen: draaien voor de prins. Die uitdrukking komt uit de Tachtigjarige Oorlog. Als de Spanjaarden tijdens een belegering van een stad zagen dat de molens niet meer draaiden, wisten ze: er is geen voedsel meer, het volk zal uitgehongerd raken en dus kunnen we binnenkort aanvallen. Maar dat begrepen de Hollanders –het kamp van prins Willem van Oranje– ook. Dus lieten ze de molen gewoon voor niets draaien, om de Spanjaarden een rad voor de ogen te draaien. Daarom: draaien voor de prins.”
Deze uitleg is de eerste van vele. Als een geboren gids loopt Timmerman door het bouwwerk waar hij iedere dinsdag en zaterdag te vinden is.
Voor er iets in beweging wordt gezet, doen de molenaars een controleronde. Eerst op de stelling, de houten omloop halverwege het bouwwerk. „Dit is een stellingmolen”, vertelt Timmerman. „Eigenlijk begint de molen dus pas vanaf hier, twee verdiepingen boven de begane grond. Dat is gedaan zodat de wieken boven de bebouwing uitsteken en zo veel mogelijk wind vangen.”Timmerman laat zijn blik over de wieken gaan. „Molenaars noemen dit enden. Het zijn eigenlijk twee metalen roeden, die samenkomen in het rode askruis.” Het molenaarsjargon heeft Timmerman drie jaar geleden geleerd. Hij was toen net met vervroegd pensioen, na een carrière die begon als hoofd van de voedingsdienst van het Academisch Ziekenhuis in Utrecht. „De laatste 25 jaar werkte ik voor een bedrijf dat catering in de luchtvaart verzorgt. Eerst op Schiphol en later in Australië.”
Toen hij stopte met werken, ging Timmerman op zoek naar een nieuwe bezigheid. „Stamboomonderzoek is al langer een grote hobby van me, maar daar kun je niet elke dag mee bezig zijn. Dus was ik op zoek naar een andere bezigheid, iets waar ik vrolijk van word.” Op een dag kwam de inwoner van ’t Harde langs de molen in Oldebroek, nam een kijkje, sprak met de eigenaars en was verkocht. „Ik vond het geweldig. Het is cultuurhistorisch erfgoed, het werkt allemaal nog, je bent buiten, je bent bezig, en je kunt bezoekers er van alles over vertellen.” Vrij kort na deze eerste ontmoeting begint Timmerman met de molenaarsopleiding. Anderhalf jaar later behaalt hij zijn diploma.
IKEA
Aan de buitenkant is alles in orde, dus gaat Timmerman naar binnen en klimt twee trappen op. „We zijn nu in de kap, de machinekamer van de molen.” In de schemerdonkere ruimte zijn tal van dikke balken en immense tandwielen te zien. Met een zaklamp belicht de molenaar de verschillende onderdelen en legt uit wat hun functie is.
Eerst wijst Timmerman naar boven. „Zie je die as? Daar zit het askruis met de enden aan vast. En hier gaat’ie door dit grote wiel, het bovenwiel. Als dat gaat draaien, gaat dit wiel, de bonkelaar, draaien en die neemt deze spil mee. Ja, een molen is net de IKEA: alles heeft een naampje.”
Ook boven ziet alles eruit zoals het hoort, dus de molen kan gaan draaien. Timmerman en De Haan halen het kruirad van de beveiliging en draaien de kap met de wieken op de wind. Daarna klimmen ze op de wiek die naar beneden wijst, en spannen het zeil over het hekwerk.
Als alle wieken ingespannen zijn, geeft Wim ze een zetje, waarna de wind ze in beweging houdt. „Nou, hij draait ook nog. Helemaal leuk.” In de molen begint van alles te ratelen, maar de molenstenen staan stil. „Daarvoor is er nu te weinig kracht”, verklaart Timmerman. „Maar ik kan je wel vertellen hoe het malen in z’n werk gaat.” Er volgt een uitgebreide, heldere uitleg over de schuddebak, het kropgat, de ligger en de loper.
De assen, tandwielen en het maalsysteem zien er bijzonder goed onderhouden uit. Mede dankzij subsidies die de eigenaar –stichting Molen de Hoop 1853– krijgt. Dat er scheppen geld naar het behoud van molens gaat, vindt Timmerman een goede zaak. „Het is erfgoed dat we moeten behouden. Zo’n molen is een icoon. Het vertelt het verhaal van Nederland. Met deze machines konden we de polders droogmalen, zodat we droge voeten kregen. Hiermee konden we hout in planken zagen, en daarmee konden we VOC-schepen bouwen. Een Nederland zonder molens zou er heel anders hebben uitgezien.”
Alle edities van de Open Monumentendag heeft molen De Hoop meegedaan. „Vorig jaar ging het niet door, helaas. Dit jaar wel weer, maar nog sober. Normaal hebben we altijd wat extra’s in de tuin: een smid, een springkussen, wat kraampjes. Dat is er nu niet, maar we zijn blij dat het weer doorgaat, want er komen die dag altijd meer bezoekers dan normaal.”