Ja, de kerk moet wat, na het IPCC-rapport
De ‘ontdekkende’ waarheid van het laatste IPCC-klimaatrapport zou christenen kunnen brengen tot schuldbelijdenis en verootmoediging over de teloorgang van de schepping. God laat niet los wat Zijn hand begon. Dat biedt niet alleen troost, maar motiveert ook om serieus met het rapport aan de slag te gaan.
Bij een drenkeling in de gracht moet iemand de helpende hand uitsteken. Dat is zo klaar als een klontje. Als het huis in de fik staat, moet de brandweer ingrijpen. Iedereen snapt hoe dat ”moeten” bedoeld is. Wie haalt het in zijn hoofd om in zulke situaties te zeggen: „er moet helemaal niets?”
Ik schreef een opiniebijdrage onder de kop: ”IPCC-rapport geeft de kerk veel huiswerk”. Ds. E. J. van der Linde (RD 28-8) haakte af bij de titel, omdat hij hierin een variatie zag op het bekende ”de kerk moet-refrein”. „Ik probeer alle artikelen waarin de combinatie van ”kerk” en ”moet” staat niet te lezen. Het zuigt je leeg”, citeert hij een collega van hem, met instemming.
Het is voer voor psychologen waarom elke gedachte aan een ”moeten” van de kerk bij dit duo zo in hun allergiezone zit. Van der Linde signaleert het zelfs daar waar het niet staat, want nergens in mijn bijdrage heb ik een link gelegd tussen ”de kerk” en het werkwoord ”moeten” (of varianten daarvan). Zo bedoelen ze het niet, maar onbedoeld zetten de predikanten de deur wagenwijd open voor kerkgangers die graag spotgoedkope genade horen verkondigen. Ze lijken ook tegemoet te komen aan hen die met een liberale interpretatie van het begrip vrijheid zelf wel uitmaken wat goed is en wat niet.
Er bestaat ook zoiets als een moeten dat van wijsheid getuigt. „U moet in de ark gaan”, zegt God tegen Noach (Genesis 6:18). De regenwolken zijn al in aantocht, Noach kan de aansporing maar beter serieus nemen. Het is de vraag of degenen die vandaag de stelling ”er moet niets” betrekken, doorhebben welke dreiging er in de lucht hangt.
Schuld
Veel ernstiger nog vind ik de reactie van Van der Linde op dat wat ik wél schreef: de mens is schuldig bevonden aan de verwoesting van het leefmilieu. Het enkele feit dat christenen weten dat het hier om de schepping gaat, voegt voor hen een belangrijke dimensie toe aan het gesprek over het IPCC-rapport. We staan schuldig tegenover de Schepper. Mijn punt is: tot op heden is dat thema in het publieke (kerkelijke) debat over de klimaatcrisis amper aangeraakt. Of er is slechts in vlakke, algemene termen over gesproken. (Tobias Cinjee constateert hetzelfde rond de coronapandemie; concrete morele zonden, zoals een verstoorde omgang met de natuur, blijven onbenoemd (RD 30-8)).
Hoe zouden gelovigen in het dagelijks verkeer met de Schepper kunnen voorbijgaan aan de teloorgang van Zijn schepping? Hoe kunnen we ooit kerk zijn, de liturgie vieren zonder dit op de ene of andere manier te benoemen? Hoe verhouden we ons tot deze collectieve schuld, waar elke individuele gelovige deel aan heeft? Wat betekent schuld voor iemand die zich er nauwelijks van bewust is? Of als iemand de schuld –door verharding van het hart– domweg ontkent? Hoe geven we vorm aan schuldbelijdenis, ook plaatsvervangend? Wat betekent leven uit de vergeving van déze schuld? Welke gezindheid vraagt dat?
Ds. Van der Linde doet deze alinea met één pennenstreek af als „jongleren met schuld.” Alsof ik niet een reeks existentiële vragen benoem, maar een circusnummer opvoer. Ik meen dat kerk en theologie zich dringend tot deze vragen hebben te verhouden, willen ze hun geloofwaardigheid niet te grabbel gooien.
Verrassen doet die aversie tegen ”schuld” me trouwens allerminst. Sinds de publicatie van mijn pamflet ”Messentrekkers bij de Nachtwacht” (2018) heb ik in kerkelijke kring talloze gesprekken gevoerd over de relatie tussen geloof en zorg voor de schepping. En keer op keer heb ik vastgesteld dat de thema’s schuld en verootmoediging ten aanzien van de teloorgang van de schepping niet of nauwelijks een rol spelen in de geloofsbeleving. Geen wonder als zelfs predikanten het kunnen wegzetten als „jongleren met schuld”.
Belofte
Van der Linde maakte rake opmerkingen –het verbaast wellicht na het voorgaande als ik dit zeg– over de omgang met geld en goed. Een eenvoudiger leven zal de aarde zeker goed doen.
Maar om daarbij terug te grijpen op het verbond van God met Noach (Genesis 8 en 9), zoals ik de laatste tijd vaker tegenkom in opiniestukken en columns, doet de wenkbrauwen fronsen. God belooft: „Ik zal voortaan niet al het leven meer doden, zoals Ik gedaan heb” (Genesis 8:21). Dat staat als een huis. Maar het springende punt is nu juist dat de mensen tegenwoordig zèlf vastberaden bezig zijn alle leven op aarde uit te roeien. Ik ben er niet op uit om mensen hun troost te ontnemen, maar er zijn andere, meer ter zake doende teksten die onderstrepen dat God niet loslaat wat Zijn hand begon. En precies daarom doet de kerk er goed aan om het huiswerk dat het IPCC-rapport op haar bordje schuift serieus op te pakken.
De auteur is journalist en lid van de werkgroep Eenvoudig leven binnen de Protestantse Kerk in Nederland.