Patstelling in formatie is brevet van politiek onvermogen
Voorop gesteld: als burger (en journalist) wil je niet altijd mopperen op de politiek. Je weet immers dat er in Den Haag en elders door veel politici keihard wordt gewerkt. En hoe snel schaar je je niet onder die grote groep van stuurlui die, niet gehinderd door enige maritieme kennis, vanaf de wal precies lijken te weten hoe het schip bestuurd moet worden. Dat wil je niet.
Toch is het haast onvermijdelijk dat je als onbevangen toeschouwer de gang van zaken na de Kamerverkiezingen van 17 maart kritisch, teleurgesteld en zelfs tandenknarsend gadeslaat. Het formatieproces ging in een slakkentempo, kende vele obstakels en incidenten, en eindigde na ruim vijf maanden – zonder dat er één keer inhoudelijk is onderhandeld – in een moedbenemende patstelling.
Dat hebben we in Nederland niet eerder zo meegemaakt. Jawel, ook vroegere formaties duurden soms lang en liepen spaak. Maar dan wás er tenminste enige tijd onderhandeld…
Oorzaak van de huidige impasse is dat niemand van de hoofdrolspelers af wil wijken van zijn of haar aanvankelijk ingenomen stellingname; Rutte en Hoekstra niet, Kaag niet, Klaver en Ploumen niet. Daardoor krijgt uiteindelijk niemand zijn zin. Het is als op een schoolplein, waar elk kind zegt: ik wil wel knikkeren, maar niet met Jan, Karel of Marietje. Waardoor er tenslotte helemaal niet gespeeld wordt en ieder chagrijnig naar huis gaat.
Doordat iedereen een béétje schuld heeft, kun je, zo lijkt het, niemand de zwarte piet toespelen. En lijkt het te gaan om een autonoom proces, een soort natuurramp waar helaas niemand grip op heeft.
Maar dat is toch te gemakkelijk geredeneerd. „Laat nu eens íémand de wijste zijn”, zegt een ouder nogal eens tegen koppig ruziënde kinderen. Waarbij de blik vaak wat langer blijft rusten op de oudste zoon of dochter.
Zo kan ook naar dit proces gekeken worden. Dat niemand over zijn eigen schaduw heen wil springen, is een aanfluiting voor de politiek als geheel en voor de routiniers aan het Binnenhof in het bijzonder. En het ondergraaft hun gezag.
Burgers en journalisten als gemakzuchtige stuurlui aan de wal? Laten, we om dat verwijt te voorkomen, dan maar afsluiten met twee citaten van twee echte stuurlieden, met onvervalste zeebenen.
Gert-Jan Segers, CU-leider: „Het is níét mogelijk om vanuit zes partijen met in totaal bijna honderd zetels een combinatie te vormen van minimaal 76 zetels. Het bleek níét mogelijk onderlinge politieke blokkades te slechten en te beginnen met inhoudelijke onderhandelingen. Beschamend. (…) Met zo’n onmachtig politiek midden heb je geen flanken meer nodig.”
En tot slot Herman Tjeenk Willink, oud-informateur: „Ondanks dat men zegt: we moeten het nu niet hebben over wie met wie, maar over de inhoud, gaat het alleen maar over wie met wie. (…) Dat geeft een gevoel van mistroostigheid, in zekere zin plaatsvervangende schaamte.”