„En Hij heeft tot mij gezegd: Mijn genade is u genoeg.”

Houdt u zich tevreden met die genade van God, totdat u hogere dingen geopenbaard worden. Wees ondertussen zeker dat u een kind van God bent, zelfs uit de strijd waaraan u onderworpen bent, want de duivel vecht tegen degenen die het Woord Gods en het getuigenis van Jezus Christus houden (Openbaring 12). In de wedergeboorte strijdt het vlees tegen de geest (Galaten 5:17). Daarom vervolgt de satan u, omdat u uit zijn rijk bent ontkomen. Zoals Farao Israël vervolgde, omdat zij uit Egypte waren getrokken.

Hoe menigmaal heeft de Heere in uw zwakheid Zijn sterkte betoond. U voelde dat Zijn genade u genoeg was (2 Korinthe 12). Daarbij is dat een zeker teken van uw kindschap dat u nu en dan immers gevoeld hebt dat Gods Geest met uw geest getuigde dat u een kind van Gods was (Romeinen 8:16). Hij heeft u ook nu en dan Zijn liefde in uw hart laten gevoelen. Daarom zal uw hoop niet beschamen (Romeinen 5:5).

Hoe menigmaal hebt u uw Zaligmaker met geloof en liefde omhelsd. Daarom moet u aan uw zaligheid niet twijfelen. Want God heeft het koninkrijk beloofd aan degenen die Hem liefhebben (Jakobus 2). Die grote gelukzaligheid die het oog niet heeft gezien en het oor niet heeft gehoord en in het hart des mensen niet is opgeklommen, heeft God bereid voor hen die Hem liefhebben (1 Korinthe 2:9).

Theodorus à Brakel,
predikant te Makkum

(”Trappen van geestelijk leven”, 1670)